824 zoekresultaten

Sorteren op: Datum / Relevantie

Voortijdig schoolverlaters, totaalcijfer OCW

Wat behelst het onderzoek Doel Het in beeld brengen van het totaal aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv) in een schooljaar binnen het bekostigd onderwijs. DUO berekent deze totaalcijfers in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het Centraal Bureau voor de Statistiek publiceert cijfers over de achtergrondkenmerken van voortijdig schoolverlaters. Doelpopulatie Nieuwe voortijdig schoolverlaters in een schooljaar, ook wel de nieuwe aanwas genoemd. Hierbij gaat het om de directe door- en uitstroom tussen twee opeenvolgende schooljaren (basisjaar t en jaar t+1) binnen het onderwijs dat door de overheid wordt bekostigd. Leerlingen uit een bepaald schooljaar worden geteld als nieuwe voortijdig schoolverlaters wanneer ze het volgend schooljaar geen onderwijs meer volgen en geen startkwalificerend diploma (= havo, vwo of mbo niveau 2 of hoger) hebben behaald. Statistische eenheid Personen. Aanvang onderzoek Over het voortijdig schoolverlaten zijn in de jeugddatabase voor het eerst totaalcijfers gepubliceerd over 2004 (de overgang van schooljaar 2004/’05 naar 2005/’06). Frequentie Jaarlijks. Publicatiestrategie Jaarlijks worden eerst voorlopige cijfers gepubliceerd, die vervolgens worden vervangen door definitieve cijfers. Hoe wordt het uitgevoerd Soort onderzoek Onderzoek op basis van registers (onderwijsnummerbestanden BRON). Waarnemingsmethode Het onderwijsnummer maakt het mogelijk groepen leerlingen te volgen tijdens hun onderwijsloopbaan. Ook is het mogelijk van individuele leerlingen te zien welke opleiding zij volgen. Daardoor zijn er cijfers beschikbaar over voortijdig schoolverlaten op landelijk, regionaal en instellingsniveau. Leerlingen die binnen het schooljaar weer terugkeren worden niet als voortijdig schoolverlater meegeteld. Jongeren die zonder startkwalificatie ‘verdwijnen’ uit de onderwijsnummerbestanden (en die niet zijn geëmigreerd of overleden) worden geteld als voortijdig schoolverlater. Soms is dit niet terecht. Een jongere die bijvoorbeeld verder leert op een particuliere school, staat niet meer in een onderwijsnummerbestand geregistreerd, maar is geen voortijdig schoolverlater. Naar deze specifieke categorieën wordt onderzoek gedaan. Berichtgevers Voor het onderwijsnummer wordt gebruik gemaakt van de bekostigingsgegevens over in- en uitschrijvingen die scholen leveren aan DUO. Steekproefomvang Niet van toepassing. Controle- en correctiemethoden Het landelijke vsv-cijfer wordt gecorrigeerd met het aantal leerlingen dat binnen een schooljaar overstapt naar het voortgezet speciaal onderwijs (vso). Het landelijke vsv-cijfer wordt verder gecorrigeerd met het aantal examendeelnemers, overige niet-bekostigde mbo-deelnemers en vavo-leerlingen. Examendeelnemers en overige niet-bekostigde mbo-deelnemers zijn deelnemers die wel onderwijs volgen aan een mbo-instelling, maar waarvoor de instelling geen bekostiging aanvraagt. Weging Niet van toepassing. Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Volgtijdelijke vergelijkbaarheid Vanaf verslagjaar 2016-2017 wordt een nieuwe methode voor vaststelling van het aantal voortijdig schoolverlaters gebruikt. Deze nieuwe methode veroorzaakt een trendbreuk in de gegevens. Door deze verschillende rekenmethodes is een één-op-één vergelijking van de cijfers over 2016-2017 met eerdere jaren niet geheel mogelijk.  

12-04-2018 | 11:04

Voortijdig schoolverlaters, achtergrondkenmerken

Wat behelst het onderzoek Doel De statistiek over voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) geeft inzicht in de achtergrondkenmerken van voortijdig schoolverlaters in vergelijking tot niet-voortijdig schoolverlaters. Het gaat hierbij om de nieuwe voortijdig schoolverlaters in een schooljaar, ook wel de jaarlijkse aanwas genoemd. Doelpopulatie Alle personen die op 1 oktober van een schooljaar (het basisjaar) staan ingeschreven in het door de overheid bekostigde voortgezet onderwijs (vo), middelbaar beroepsonderwijs (mbo; inclusief examendeelnemers) en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) en op dat moment en op 1 oktober een jaar later (het bestemmingsjaar) staan ingeschreven in het ingezetene-deel van de Basisregistratie Personen (BRP). Uitgezonderd personen die in het basis- en/of bestemmingsjaar staan ingeschreven in het praktijkonderwijs, de Engelse Stroom, het Internationaal Baccalaureaat, de volwasseneneducatie of het speciaal onderwijs. Ook personen die op 1 oktober van het bestemmingsjaar een vrijstelling van de leerplicht hebben, maken geen deel uit van de doelpopulatie. Statistische eenheid Personen. Aanvang onderzoek Er zijn op StatLine voor het eerst cijfers gepubliceerd over voortijdig schoolverlaten in het schooljaar 2012/’13. Dit zijn de personen die onderwijs volgden op 1 oktober 2012 en niet meer op 1 oktober 2013. Frequentie Jaarlijks. Publicatiestrategie Jaarlijks worden eerst voorlopige cijfers gepubliceerd, die vervolgens worden vervangen door definitieve cijfers. Hoe wordt het uitgevoerd Soort onderzoek Beschrijvend onderzoek op basis van registerinformatie. Waarnemingsmethode De gegevens over leerlingen en diploma's zijn afkomstig uit verplichte elektronische gegevensverstrekkingen aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) door onderwijsinstellingen bekostigd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Door de bestanden van twee opeenvolgende schooljaren te koppelen, kunnen de voortijdig schoolverlaters en de niet-voortijdig schoolverlaters worden afgeleid. Een uitgebreide uitleg over de berekening van voortijdig schoolverlaters en de bronnen die daarvoor gebruikt worden, staat in Methodebeschrijving afbakening voortijdig schoolverlaters. Berichtgevers Het CBS ontvangt van DUO bestanden met de door hen verzamelde gegevens over ingeschrevenen en geslaagden in het vo, mbo, vavo en het hoger onderwijs (ho). Steekproefomvang Niet van toepassing. Controle- en correctiemethode DUO controleert de gegevens die zij van haar berichtgevers ontvangt op volledigheid en inconsistenties en brengt zo nodig in overleg met hen verbeteringen aan in het bronbestand. Dezelfde procedure voert DUO ook uit bij het samenstellen van de ééncijferbestanden. Na ontvangst worden door het CBS aan deze bronbestanden persoonsgegevens uit het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) gekoppeld. Weging Niet van toepassing. Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Nauwkeurigheid Het vo betreft in het basisjaar uitsluitend door de ministeries van OCW en EZ gesubsidieerd voltijdonderwijs. Het praktijkonderwijs en speciaal onderwijs zijn in het basis- en bestemmingsjaarjaar buiten beschouwing gelaten, omdat dit type onderwijs niet opleidt tot een startkwalificatie. Leerlingen Engelse Stroom en Internationaal Baccalaureaat zijn evenmin in de cijfers van het basis- en bestemmingsjaar opgenomen, omdat van deze leerlingen bij het CBS geen diplomagegevens bekend zijn, waardoor het aantal voortijdig schoolverlaters in deze groepen zou worden overschat. Bij het mbo worden ook deelnemers meegenomen die slechts staan ingeschreven voor het doen van examens. Ook voor de bepaling of een deelnemer op 1 oktober van het bestemmingsjaar nog door de overheid bekostigd onderwijs volgt, worden de gegevens van deze examendeelnemers meegenomen. Het is mogelijk dat iemand particulier onderwijs volgt of onderwijs in het buitenland. Bij de bepaling van voortijdig schoolverlaters wordt hier geen rekening mee gehouden. Hierdoor kan het voorkomen dat iemand als voortijdig schoolverlater wordt beschouwd, terwijl deze persoon in werkelijkheid toch nog een opleiding volgt. Om inzicht te geven in de achtergrondkenmerken van de groep voortijdig schoolverlaters in vergelijking tot de groep niet-voortijdig schoolverlaters, worden alleen de personen weergegeven die zowel op 1 oktober van het basis- als van het bestemmingsjaar in het ingezetene-deel van de BRP staan ingeschreven. Dit is nodig vanwege de koppeling met achtergrondkenmerken uit andere registraties en om de vergelijking tussen de beide groepen zuiver te houden. Het aantal personen in de onderzoekspopulatie wijkt hiermee af van het totaal aantal personen in het vo, mbo en vavo. Volgtijdelijke vergelijkbaarheid Niet relevant. Beschrijving kwaliteitsstrategie De door DUO geleverde bestanden worden na binnenkomst nogmaals door specialisten van het CBS gecontroleerd. Zo nodig worden in onderling overleg alsnog verbeteringen in het bronbestand aangebracht.

12-04-2018 | 11:04

Sociale samenhang en welzijn

Wat behelst het onderzoek Doel Vaststellen van ontwikkelingen in sociale samenhang en welzijn. Bij sociale samenhang gaat het om de sociale, maatschappelijke en politieke participatie van de Nederlandse bevolking en om het vertrouwen in anderen en in instellingen. Bij welzijn gaat het om de tevredenheid met verschillende aspecten van de leefsituatie. Doelpopulatie Personen van 15 jaar en ouder in particuliere huishoudens in Nederland. De vragen over politieke participatie zijn aan personen van 18 jaar en ouder gesteld. Statistische eenheid Personen Aanvang onderzoek Het onderzoek is gestart in april 2012. Een groot deel van de gegevens is eerder verzameld in het Permanent Onderzoek LeefSituatie (POLS)  en in de module Participatie en Milieu (P&M). Frequentie Jaarlijks Publicatiestrategie Definitieve cijfers Hoe wordt het uitgevoerd Soort onderzoek Steekproef van personen Waarnemingsmethode Het onderzoek wordt uitgevoerd met een ‘mixed-mode-design’: steekproefpersonen wordt eerst in een brief gevraagd om via internet deel te nemen (CAWI- Computer Assisted Web Interviewing). Non-respondenten worden telefonisch opnieuw benaderd (CATI – Computer Assisted Telephone Interviewing). Is er geen telefoonnummer bekend, dan worden zij door een interviewer persoonlijk benaderd (CAPI-Computer Assisted Personal Interviewing). Berichtgevers Personen in particuliere huishoudens Steekproefomvang De netto steekproef bedraagt jaarlijks circa 7 500 personen. Controle- en correctiemethoden Jaarlijks wordt een plausibiliteitsanalyse op interne consistentie en volledigheid uitgevoerd. Weging Voor verschillen tussen de samenstelling van de steekproef en de totale bevolking wordt een correctie toegepast met een wegingsfactor. Deze is gebaseerd op de kenmerken geslacht, leeftijd, herkomst, burgerlijke staat, stedelijkheid, provincie, landsdeel, huishoudgrootte, inkomen en enquêtemaand. Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Nauwkeurigheid Omdat de enquête is voorgelegd aan een steekproef, zijn de cijfers onderhevig aan toevalsfluctuaties. Als het aantal steekproefpersonen voor een bepaalde indelingscategorie kleiner is dan 100 worden geen resultaten gepresenteerd vanwege te grote marges. Volgtijdelijke vergelijkbaarheid De cijfers vanaf 2012 zijn niet vergelijkbaar met eerdere cijfers uit het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) en het onderzoek Participatie en Milieu (P&M). Het nieuwe onderzoeksdesign (mixed-mode in plaats van volledig CAPI) en de aangepaste opbouw van de vragenlijst hebben geleid tot trendbreuken. Daarnaast zijn sommige vragen gereviseerd. Ook hierdoor kunnen trendbreuken zijn opgetreden. Meer informatie: Vragenlijsten Sociale Samenhang en Welzijn 2012 (CBS)

12-04-2018 | 10:04

Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB)

Wat behelst het onderzoek Doel Het doel van het SSB is het beschikbaar stellen van microdata ten behoeve van publicaties op het terrein van sociaaleconomische en ruimtelijke statistieken. Doelpopulatie Het SSB bevat databestanden met gegevens over personen, uitkeringen, banen, inkomen, opleidingen, huishoudens, huizen, ruimtelijke indelingen en nog veel meer. Deze gegevens kunnen onderling gekoppeld worden. Statistische eenheid Het SSB kent verschillende statistische eenheden: persoon, baan, uitkering, diploma, adres, woning, bedrijf, voertuig. Aanvang onderzoek Het startjaar van het SSB is 1999. Frequentie De frequentie varieert per databestand. Publicatiestrategie De publicatiestrategie varieert per databestand. Hoe wordt het uitgevoerd De verschillende organisatie-onderdelen van de Divisie Sociaaleconomische en Ruimtelijke Statistieken van CBS verwerken data ten behoeve van reguliere statistieken. De verwerkte databestanden worden in gestandaardiseerde vorm in het SSB opgeslagen.  Soort onderzoek De gegevens in het SSB zijn hoofdzakelijk gebaseerd op registraties. Echter, ook gegevens uit de Enquête beroepsbevolking (EBB) maken onderdeel uit van het SSB. Waarnemingsmethode Het leeuwendeel van de gegevens is via secundaire waarneming verkregen, dat wil zeggen door het verkrijgen van registers van externe instanties. De rest is via primaire waarneming (waarneming via enquêtering door het CBS) verkregen.  Berichtgevers Gegevens uit registraties worden door externe instanties aan CBS geleverd ten behoeve van statistiekproductie. Enquêtegegevens worden verzameld bij particuliere huishoudens in Nederland. Steekproefomvang Registraties zijn integraal, dat wil zeggen dat in principe de gehele populatie is vertegenwoordigd. De Enquête beroepsbevolking betreft een steekproefonderzoek onder een deel van de Nederlandse bevolking (zie ook de methodenbeschrijving van de EBB).  Controle- en correctiemethoden Controle- en correctieprocessen maken geen onderdeel uit van het SSB, zij gaan eraan vooraf.  Weging In het geval van registraties is weging niet van toepassing. De gegevens uit de Enquête beroepsbevolking worden wel gewogen, zie ook de methodenbeschrijving van de EBB. Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Een groot deel van de gegevens is integraal, waardoor er geen steekproeffouten zijn. De kwaliteit van de uitkomsten wordt bevorderd door de integratie van gegevens uit de verschillende bronnen en door het structureel doen van plausibiliteitscontroles. Daarnaast wordt gecontroleerd op interne consistentie. Dit wordt gedaan voordat de gegevens in het SSB worden opgeslagen. Volgtijdelijke vergelijkbaarheid Gegevens worden zo goed mogelijk volgtijdelijk vergelijkbaar gemaakt. De mate waarin dit mogelijk is hangt af van de bron. Beschrijving kwaliteitsstrategie Maatregelen gericht op kwaliteitsverbetering- en controle gaan vooraf aan het SSB.

12-04-2018 | 10:04

Seks onder je 25e

Wat behelst het onderzoek Doel Het onderzoek Seks onder je 25e levert informatie over de seksuele gezondheid van jongeren in Nederland in 2012: hoe is het gesteld met de seksuele gezondheid van jongeren in Nederland en zijn er trends in de seksuele gezondheid van jongeren in Nederland? Gegevens die voortkomen uit dit onderzoek kunnen als basis dienen voor het plannen van activiteiten ter verbetering van de seksuele gezondheid van jongeren. Zie voor meer tekst en uitleg H. de Graaf, H. Kruijers, J. van den Acker en S. Meijer (2012). Seks onder je 25e 2: Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2012. Delft: Eburon. Doelpopulatie Personen in Nederland in de leeftijd van 12 tot 25 jaar. Statistische eenheid Personen. Publicatiestrategie De cijfers zijn definitief. Hoe wordt het uitgevoerd Soort onderzoek Steekproefonderzoek: respondenten zijn zowel via scholen als via de Gemeentelijke Basisadministraties (GBA) van verschillende gemeenten geworven. Een aantal GGD-en heeft ervoor gekozen om binnen de eigen regio een extra groep jongeren te benaderen, soms alleen via GBA, soms via scholen en GBA. Steekproefomvang De netto steekproef omvat 7 841 respondenten: 3 926 mannen en 3 915 vrouwen. Weging Een weegmethode heeft de steekproef voor geslacht, leeftijd, etniciteit en opleidingsniveau representatief gemaakt voor de populatie jongeren van 12 tot 25 jaar in Nederland. De resultaten zijn daarmee ook generaliseerbaar naar deze groep. Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Volgtijdelijke vergelijkbaarheid In 2005 heeft een vergelijkbaar onderzoek plaatsgevonden onder bijna 5 duizend jongeren. Deze cijfers zijn echter niet opgenomen in de Landelijke Jeugdmonitor.

12-04-2018 | 09:04

RIVM entgegevens

Wat behelst het onderzoek Doel Het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) is een door de overheid ingesteld preventieprogramma om alle kinderen in Nederland te beschermen tegen ernstige en soms dodelijke infectieziekten. Doelpopulatie Alle kinderen in Nederland. Statistische eenheid Personen. Aanvang onderzoek Het rijksvaccinatieprogramma is in 1957 ingesteld. Sinds 1962 registreert en onderzoekt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) de meldingen van mogelijke bijwerkingen en houdt dit onafhankelijk wetenschappelijk instituut nauwlettend toezicht op de veiligheid van het RVP. Frequentie Jaarlijks. Publicatiestrategie De cijfers zijn definitief. Hoe wordt het uitgevoerd Soort onderzoek Er wordt gebruik gemaakt van registers. Waarneemmethode Sinds 2005 vormt Præventis de basis voor het bepalen van de vaccinatiegraad van het RVP in Nederland. Dit landelijke registratiesysteem is aangesloten op de Basisregistratie Personen (BRP). Binnen dit systeem wordt de geldigheid (juistheid en tijdigheid) van vaccinaties op individueel niveau beoordeeld. Dit gebeurt volgens een algoritme op basis van de jaarlijks door het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) gepubliceerde RVP-richtlijn. Een beperking is dat kinderen die niet zijn opgenomen in de BRP (bijvoorbeeld een deel van de asielzoekers, illegalen en kinderen van diplomaten) buiten beschouwing blijven. Daarnaast worden vaccinaties van kinderen die in plaatsen dicht bij de grens wonen (zoals Vaals, Kerkrade en Simpelveld) en vaak in Duitsland of België worden gevaccineerd, slechts gedeeltelijk doorgegeven en geregistreerd in Præventis. Sinds verslagjaar 2006 wordt op het niveau van het kind bepaald of de gewenste vaccinatietoestand is bereikt voor een bepaalde individuele leeftijd en niet meer op een vastgestelde datum die voor elk kind gelijk was, ongeacht leeftijd. Op deze wijze heeft een kind geboren aan het eind van een kalenderjaar evenveel tijd om de gewenste vaccinatietoestand te bereiken als een kind geboren aan het begin van een kalenderjaar en wordt gekeken of de gewenste vaccinatietoestand tijdig is bereikt volgens de richtlijnen van het RVP. Sinds 1 januari 2022 ontvangt het RIVM een deel van de vaccinatiegegevens anoniem. Dat gebeurt als er door ouders en of de gevaccineerde geen toestemming is gegeven voor uitwisseling van vaccinatiegegevens met persoonsgegevens tussen de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en het RIVM (‘informed consent’). Dit betekent dat bijvoorbeeld niet bekend is in welk jaar de gevaccineerde geboren is, of het om een jongen of meisje gaat, in welke gemeente hij/zij woont en om welke dosis het gaat. Het is niet mogelijk deze ‘anonieme’ vaccinaties mee te tellen in de vaccinatiegraadberekening, daarom zijn de cijfers een onderrapportage van de werkelijke vaccinatiegraad. Het effect van deze trendbreuk is afhankelijk van het jaar waarin de vaccinatie werd aangeboden. Voor meer informatie over de duiding van de cijfers in 2024, zie secties 3.2 en 3.4 in het rapport Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland: Verslagjaar 2024 van het RIVM. Meer informatie Website van de gegevensbron: https://www.rivm.nl/

12-04-2018 | 08:04

Onderwijsstatistieken

Wat behelst het onderzoek Doelpopulatie Deelname Primair onderwijs De gegevens over het aantal leerlingen in het primair onderwijs zijn gebaseerd op de jaarlijkse tellingen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De peildatum is 1 oktober van het schooljaar; de gegevens over bijvoorbeeld het schooljaar 2005/'06 hebben betrekking op de situatie op 1 oktober 2005. Voortgezet onderwijs De gegevens over het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs vanaf het schooljaar 2003/’04 zijn gebaseerd op het onderwijsnummerbestand VO van de IB-Groep (BRONVO). De peildatum is 1 oktober van het schooljaar; de gegevens over bijvoorbeeld het schooljaar 2005/'06 hebben betrekking op de situatie op 1 oktober 2005. De gegevens over de woongemeente en de herkomstgroepering komen uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Vanaf het schooljaar 2003/’04 bevat deze publicatie enkel gegevens over het aantal leerlingen in het voltijd voortgezet onderwijs dat wordt gesubsidieerd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het voortgezet algemeen volwassenen-onderwijs (vavo) en het onderwijs gesubsidieerd door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit zijn dus buiten beschouwing gelaten. Ook het praktijkonderwijs is niet in de cijfers opgenomen, omdat maar een deel hiervan in het onderwijsnummerbestand VO is opgenomen. De gegevens over het aantal geslaagden in het voortgezet onderwijs zijn gebaseerd op het examenresultatenregister (ERR) van de inspectie van het onderwijs, verzameld door de Informatie Beheergroep (IB-Groep). Dit register bevat de examengegevens van circa 95 procent van de totale groep eindexamenkandidaten. De gegevens over de geslaagden beschrijven de situatie aan het einde van een schooljaar. De gegevens over de woongemeente en de herkomstgroepering komen uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Deze publicatie bevat enkel gegevens over het aantal geslaagden in het voltijd voortgezet onderwijs dat wordt gesubsidieerd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) en het onderwijs gesubsidieerd door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit zijn dus buiten beschouwing gelaten. Het aantal geslaagden betreft het aantal geslaagden voor de reguliere eindexamens. Leerlingen die zich hebben teruggetrokken en staatsexamenkandidaten zijn buiten beschouwing gelaten.  Vanaf het schooljaar 2003/'04 ontbreken van enkele scholen, of onderdelen daarvan, het aantal geslaagde leerlingen. Middelbaar beroepsonderwijs De gegevens over het aantal leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs vanaf het schooljaar 2005/’06 zijn gebaseerd op het onderwijsnummerbestand BO van de IB-Groep (BRONBO). De peildatum is 1 oktober van het schooljaar; de gegevens over bijvoorbeeld het schooljaar 2005/'06 hebben betrekking op de situatie op 1 oktober 2005. De gegevens over de woongemeente en de herkomstgroepering komen uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Vanaf het schooljaar 2005/’06 bevat deze publicatie enkel gegevens over het aantal leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs dat wordt gesubsidieerd door de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Tot en met het schooljaar 2004/’05 zijn de gegevens over het aantal geslaagden in het middelbaar beroepsonderwijs gebaseerd op jaarlijkse tellingen van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze gegevens hebben betrekking op leerlingen aan reguliere instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs. De gegevens over geslaagden beschrijven de situatie aan het einde van het schooljaar.  Het middelbaar beroepsonderwijs is een samentelling van de beroepsopleidende leerweg (voltijd- en deeltijdonderwijs) en de beroepsbegeleidende leerweg. Hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs De gegevens over het aantal ingeschrevenen in het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs zijn gebaseerd op uitkomsten van het 'Project één cijfer Hoger Onderwijs'. In dit project werken het CBS, de IB-groep, de HBO-raad, de VSNU, Cfi en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap samen om bij publicaties over het hoger onderwijs van dezelfde bronbestanden gebruik te maken en met uniforme definities en berekeningsmethoden tot een gecoördineerde telling te komen. Essentieel is dat genoemde instanties dezelfde afslag van het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (CRIHO) hanteren. In onderling overleg zijn daaraan een aantal kenmerken toegevoegd. De gegevens over de woongemeente en de herkomstgroepering komen uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Deze publicatie bevat gegevens over het aantal ingeschrevenen aan de bekostigde instellingen voor hoger beroepsonderwijs en ingeschrevenen aan de bekostigde instellingen voor wetenschappelijk onderwijs. Ingeschrevenen zijn mensen die hun college- of examengeld hebben betaald en van wie de inschrijvingsprocedure is voltooid. In het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs loopt het opleidingsjaar van 1 oktober tot en met 30 september. De gegevens over het aantal geslaagden in het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs zijn gebaseerd op uitkomsten van het 'Project één cijfer Hoger Onderwijs'. In dit project werken het CBS, de IB-groep, de HBO-raad, de VSNU, Cfi en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap samen om bij publicaties over het hoger onderwijs van dezelfde bronbestanden gebruik te maken en met uniforme definities en berekeningsmethoden tot een gecoördineerde telling te komen. Essentieel is dat genoemde instanties dezelfde afslag van het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (CRIHO) hanteren. In onderling overleg zijn daaraan een aantal kenmerken toegevoegd. De gegevens over de woongemeente en de herkomstgroepering komen uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Deze publicatie bevat gegevens over het aantal geslaagden aan de bekostigde instellingen voor hoger beroepsonderwijs en geslaagden aan de bekostigde instellingen voor wetenschappelijk onderwijs. Geslaagden zijn mensen die met goed gevolg een afsluitend examen in het hoger beroepsonderwijs (hbo) of het wetenschappelijk onderwijs (wo) hebben afgelegd. Bij het hbo gaat het daarbij om degenen die een opleiding 'oude stijl', een bacheloropleiding of een vervolgopleiding succesvol hebben voltooid. Bij het wo gaat het daarbij om ingeschrevenen die met goed gevolg hun bachelor-, master-, doctoraal-, of beroepsdiploma hebben behaald. Bij de telling van geslaagden in het hbo en het wo worden alle geslaagden in het betreffende opleidingsjaar geteld. In het ho en het wo loopt het opleidingsjaar van 1 oktober tot en met 30 september. Statistische eenheid Personen. Hoe wordt het uitgevoerd De gegevens over leerlingen en studenten zijn gedeeltelijk gebaseerd op de jaarlijkse tellingen van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en gedeeltelijk op eigen tellingen van het CBS. Soort onderzoek Tellingen op basis van registraties. Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Volgtijdelijke vergelijkbaarheid Vanaf 1990 is het aantal ingeschrevenen in het hoger onderwijs gebaseerd op uitkomsten van het 'Project ééncijfer Hoger Onderwijs'. In dit project werken het CBS, de IB-groep, de HBO-raad, de VSNU, Cfi en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap samen om bij publicaties over het hoger onderwijs van dezelfde bronbestanden gebruik te maken en met uniforme definities en berekeningsmethoden tot een gecoördineerde telling te komen. Essentieel is dat genoemde instanties dezelfde afslag van het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (CRIHO) hanteren. In onderling overleg zijn daaraan een aantal kenmerken toegevoegd.

12-04-2018 | 08:04

Kinderopvang

Wat behelst het onderzoek Doel In dit onderzoek wordt het gebruik van kinderopvang zoals genoemd in de Wet Kinderopvang (WKO) in kaart gebracht voor alle gemeenten in Nederland. Het gaat om het aantal kinderen en kinderopvanguren in de dagopvang en de buitenschoolse opvang door kindercentra of bij gastouders. Doelpopulatie De populatie bestaat uit alle kinderen in Nederland voor wie kinderopvangtoeslag is uitgekeerd in het kader van de Wet Kinderopvang (WKO). Statistische eenheid Personen. Aanvang onderzoek Het onderzoek wordt vanaf 2007 uitgevoerd. Frequentie Jaarlijks. Publicatiestrategie Jaarlijks worden eerst voorlopige cijfers gepubliceerd, die vervolgens worden vervangen door definitieve cijfers. Hoe wordt het uitgevoerd Soort onderzoek Integrale waarneming  Waarnemingsmethode De gegevens over de uitgekeerde toeslagen kinderopvang zijn afkomstig van de Belastingdienst. Dit bestand bevat per toeslagontvanger informatie over het gebruik van formele kinderopvang. Het betreft hier uitsluitend de opvang door kindercentra of bij erkende gastouders. De regionale gegevens zijn gebaseerd op de woonplaats van de toeslagontvangers, niet op de gemeente waar de kinderopvang plaatsvond. De hoogte van de toeslag die ouders ontvangen hangt af van de opvangkosten en hun inkomen in dat jaar. De toeslag wordt doorgaans aangevraagd door één ouder per gezin. De Belastingdienst kan de uitgekeerde toeslag in latere jaren nog bijstellen, bijvoorbeeld vanwege de definitieve vaststelling van het inkomen. Hiervoor zijn de cijfers gecorrigeerd. De Wet Kinderopvang gaat uit van financiering van formele kinderopvang door ouders, werkgevers en de overheid. Uitgangspunt van de wet is dat de werkgevers van beide partners samen een derde deel van de kosten vergoeden. Vanaf 1 januari 2007 betalen werkgevers verplicht mee aan de kosten van kinderopvang. Deze bijdrage is onafhankelijk van het inkomen. Daarnaast kunnen ouders een inkomensafhankelijke bijdrage van de overheid ontvangen. Zowel de werkgeversbijdrage als de overheidsbijdrage worden door de Belastingdienst via de kinderopvangtoeslag uitgekeerd. Voorwaarde hierbij is dat zowel de aanvrager als de eventuele toeslagpartner allebei werken, een opleiding volgen of aan een inburgerings- of re-integratietraject meedoen. Ouders die een inburgerings- of re-integratietraject volgen ontvangen het ontbrekende werkgeversdeel van de gemeente of het UWV. Het bestand van de Belastingdienst is verrijkt met de woonplaats- en buurtgegevens van de aanvrager. Deze gegevens zijn ontleend aan de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA): een geautomatiseerd persoonsregistratiesysteem van de gemeenten en in werking sinds 1 oktober 1994. In dit systeem staan alle inwoners van een gemeente geregistreerd.  Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Volgtijdelijke vergelijkbaarheid Vanaf 2007 wordt een volgtijdelijk vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd. In 2012 is het aantal uren waarvoor kinderopvangtoeslag wordt uitgekeerd beperkt. Vanaf 2012 is dit aantal gekoppeld aan het aantal werkzame uren van de minst werkende ouder. Bij dagopvang voor niet schoolgaande kinderen hebben ouders recht op toeslag voor 140 procent van deze uren. Voor schoolgaande kinderen kunnen ouders maximaal 70 procent van dit aantal uren declareren. Bovendien is in 2012 een maximum gesteld aan het totaal aantal te declareren opvanguren per kind, namelijk 230 uur per maand voor alle opvangsoorten samen. Ouders met een (gezamenlijk) verzamelinkomen vanaf €118 189 ontvingen in 2013 geen toeslag voor de opvang van het eerste kind. Dit is het kind met de hoogste opvangkosten. Per 1 januari 2023 is de koppeling met het aantal gewerkte uren, zoals hierboven beschreven, losgelaten. Het maximum aantal uren kinderopvang waarvoor ouders kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen, blijft wel bestaan.

12-04-2018 | 08:04