808 zoekresultaten

Sorteren op: Datum / Relevantie

Seks onder je 25e

Wat behelst het onderzoek Doel Het onderzoek Seks onder je 25e levert informatie over de seksuele gezondheid van jongeren in Nederland in 2012: hoe is het gesteld met de seksuele gezondheid van jongeren in Nederland en zijn er trends in de seksuele gezondheid van jongeren in Nederland? Gegevens die voortkomen uit dit onderzoek kunnen als basis dienen voor het plannen van activiteiten ter verbetering van de seksuele gezondheid van jongeren. Zie voor meer tekst en uitleg H. de Graaf, H. Kruijers, J. van den Acker en S. Meijer (2012). Seks onder je 25e 2: Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2012. Delft: Eburon. Doelpopulatie Personen in Nederland in de leeftijd van 12 tot 25 jaar. Statistische eenheid Personen. Publicatiestrategie De cijfers zijn definitief. Hoe wordt het uitgevoerd Soort onderzoek Steekproefonderzoek: respondenten zijn zowel via scholen als via de Gemeentelijke Basisadministraties (GBA) van verschillende gemeenten geworven. Een aantal GGD-en heeft ervoor gekozen om binnen de eigen regio een extra groep jongeren te benaderen, soms alleen via GBA, soms via scholen en GBA. Steekproefomvang De netto steekproef omvat 7 841 respondenten: 3 926 mannen en 3 915 vrouwen. Weging Een weegmethode heeft de steekproef voor geslacht, leeftijd, etniciteit en opleidingsniveau representatief gemaakt voor de populatie jongeren van 12 tot 25 jaar in Nederland. De resultaten zijn daarmee ook generaliseerbaar naar deze groep. Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Volgtijdelijke vergelijkbaarheid In 2005 heeft een vergelijkbaar onderzoek plaatsgevonden onder bijna 5 duizend jongeren. Deze cijfers zijn echter niet opgenomen in de Landelijke Jeugdmonitor.

12-04-2018 | 09:04

RIVM entgegevens

Wat behelst het onderzoek Doel Het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) is een door de overheid ingesteld preventieprogramma om alle kinderen in Nederland te beschermen tegen ernstige en soms dodelijke infectieziekten. Doelpopulatie Alle kinderen in Nederland. Statistische eenheid Personen. Aanvang onderzoek Het rijksvaccinatieprogramma is in 1957 ingesteld. Sinds 1962 registreert en onderzoekt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) de meldingen van mogelijke bijwerkingen en houdt dit onafhankelijk wetenschappelijk instituut nauwlettend toezicht op de veiligheid van het RVP. Frequentie Jaarlijks. Publicatiestrategie De cijfers zijn definitief. Hoe wordt het uitgevoerd Soort onderzoek Er wordt gebruik gemaakt van registers. Waarneemmethode Sinds 2005 vormt Præventis de basis voor het bepalen van de vaccinatiegraad van het RVP in Nederland. Dit landelijke registratiesysteem is aangesloten op de Basisregistratie Personen (BRP). Binnen dit systeem wordt de geldigheid (juistheid en tijdigheid) van vaccinaties op individueel niveau beoordeeld. Dit gebeurt volgens een algoritme op basis van de jaarlijks door het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) gepubliceerde RVP-richtlijn. Een beperking is dat kinderen die niet zijn opgenomen in de BRP (bijvoorbeeld een deel van de asielzoekers, illegalen en kinderen van diplomaten) buiten beschouwing blijven. Daarnaast worden vaccinaties van kinderen die in plaatsen dicht bij de grens wonen (zoals Vaals, Kerkrade en Simpelveld) en vaak in Duitsland of België worden gevaccineerd, slechts gedeeltelijk doorgegeven en geregistreerd in Præventis. Sinds verslagjaar 2006 wordt op het niveau van het kind bepaald of de gewenste vaccinatietoestand is bereikt voor een bepaalde individuele leeftijd en niet meer op een vastgestelde datum die voor elk kind gelijk was, ongeacht leeftijd. Op deze wijze heeft een kind geboren aan het eind van een kalenderjaar evenveel tijd om de gewenste vaccinatietoestand te bereiken als een kind geboren aan het begin van een kalenderjaar en wordt gekeken of de gewenste vaccinatietoestand tijdig is bereikt volgens de richtlijnen van het RVP. Sinds 1 januari 2022 ontvangt het RIVM een deel van de vaccinatiegegevens anoniem. Dat gebeurt als er door ouders en of de gevaccineerde geen toestemming is gegeven voor uitwisseling van vaccinatiegegevens met persoonsgegevens tussen de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en het RIVM (‘informed consent’). Dit betekent dat bijvoorbeeld niet bekend is in welk jaar de gevaccineerde geboren is, of het om een jongen of meisje gaat, in welke gemeente hij/zij woont en om welke dosis het gaat. Het is niet mogelijk deze ‘anonieme’ vaccinaties mee te tellen in de vaccinatiegraadberekening, daarom zijn de cijfers een onderrapportage van de werkelijke vaccinatiegraad. Het effect van deze trendbreuk is afhankelijk van het jaar waarin de vaccinatie werd aangeboden. Voor meer informatie over de duiding van de cijfers in 2024, zie secties 3.2 en 3.4 in het rapport Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland: Verslagjaar 2024 van het RIVM. Meer informatie Website van de gegevensbron: https://www.rivm.nl/

12-04-2018 | 08:04

Onderwijsstatistieken

Wat behelst het onderzoek Doelpopulatie Deelname Primair onderwijs De gegevens over het aantal leerlingen in het primair onderwijs zijn gebaseerd op de jaarlijkse tellingen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De peildatum is 1 oktober van het schooljaar; de gegevens over bijvoorbeeld het schooljaar 2005/'06 hebben betrekking op de situatie op 1 oktober 2005. Voortgezet onderwijs De gegevens over het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs vanaf het schooljaar 2003/’04 zijn gebaseerd op het onderwijsnummerbestand VO van de IB-Groep (BRONVO). De peildatum is 1 oktober van het schooljaar; de gegevens over bijvoorbeeld het schooljaar 2005/'06 hebben betrekking op de situatie op 1 oktober 2005. De gegevens over de woongemeente en de herkomstgroepering komen uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Vanaf het schooljaar 2003/’04 bevat deze publicatie enkel gegevens over het aantal leerlingen in het voltijd voortgezet onderwijs dat wordt gesubsidieerd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het voortgezet algemeen volwassenen-onderwijs (vavo) en het onderwijs gesubsidieerd door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit zijn dus buiten beschouwing gelaten. Ook het praktijkonderwijs is niet in de cijfers opgenomen, omdat maar een deel hiervan in het onderwijsnummerbestand VO is opgenomen. De gegevens over het aantal geslaagden in het voortgezet onderwijs zijn gebaseerd op het examenresultatenregister (ERR) van de inspectie van het onderwijs, verzameld door de Informatie Beheergroep (IB-Groep). Dit register bevat de examengegevens van circa 95 procent van de totale groep eindexamenkandidaten. De gegevens over de geslaagden beschrijven de situatie aan het einde van een schooljaar. De gegevens over de woongemeente en de herkomstgroepering komen uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Deze publicatie bevat enkel gegevens over het aantal geslaagden in het voltijd voortgezet onderwijs dat wordt gesubsidieerd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) en het onderwijs gesubsidieerd door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit zijn dus buiten beschouwing gelaten. Het aantal geslaagden betreft het aantal geslaagden voor de reguliere eindexamens. Leerlingen die zich hebben teruggetrokken en staatsexamenkandidaten zijn buiten beschouwing gelaten.  Vanaf het schooljaar 2003/'04 ontbreken van enkele scholen, of onderdelen daarvan, het aantal geslaagde leerlingen. Middelbaar beroepsonderwijs De gegevens over het aantal leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs vanaf het schooljaar 2005/’06 zijn gebaseerd op het onderwijsnummerbestand BO van de IB-Groep (BRONBO). De peildatum is 1 oktober van het schooljaar; de gegevens over bijvoorbeeld het schooljaar 2005/'06 hebben betrekking op de situatie op 1 oktober 2005. De gegevens over de woongemeente en de herkomstgroepering komen uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Vanaf het schooljaar 2005/’06 bevat deze publicatie enkel gegevens over het aantal leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs dat wordt gesubsidieerd door de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Tot en met het schooljaar 2004/’05 zijn de gegevens over het aantal geslaagden in het middelbaar beroepsonderwijs gebaseerd op jaarlijkse tellingen van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze gegevens hebben betrekking op leerlingen aan reguliere instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs. De gegevens over geslaagden beschrijven de situatie aan het einde van het schooljaar.  Het middelbaar beroepsonderwijs is een samentelling van de beroepsopleidende leerweg (voltijd- en deeltijdonderwijs) en de beroepsbegeleidende leerweg. Hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs De gegevens over het aantal ingeschrevenen in het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs zijn gebaseerd op uitkomsten van het 'Project één cijfer Hoger Onderwijs'. In dit project werken het CBS, de IB-groep, de HBO-raad, de VSNU, Cfi en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap samen om bij publicaties over het hoger onderwijs van dezelfde bronbestanden gebruik te maken en met uniforme definities en berekeningsmethoden tot een gecoördineerde telling te komen. Essentieel is dat genoemde instanties dezelfde afslag van het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (CRIHO) hanteren. In onderling overleg zijn daaraan een aantal kenmerken toegevoegd. De gegevens over de woongemeente en de herkomstgroepering komen uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Deze publicatie bevat gegevens over het aantal ingeschrevenen aan de bekostigde instellingen voor hoger beroepsonderwijs en ingeschrevenen aan de bekostigde instellingen voor wetenschappelijk onderwijs. Ingeschrevenen zijn mensen die hun college- of examengeld hebben betaald en van wie de inschrijvingsprocedure is voltooid. In het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs loopt het opleidingsjaar van 1 oktober tot en met 30 september. De gegevens over het aantal geslaagden in het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs zijn gebaseerd op uitkomsten van het 'Project één cijfer Hoger Onderwijs'. In dit project werken het CBS, de IB-groep, de HBO-raad, de VSNU, Cfi en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap samen om bij publicaties over het hoger onderwijs van dezelfde bronbestanden gebruik te maken en met uniforme definities en berekeningsmethoden tot een gecoördineerde telling te komen. Essentieel is dat genoemde instanties dezelfde afslag van het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (CRIHO) hanteren. In onderling overleg zijn daaraan een aantal kenmerken toegevoegd. De gegevens over de woongemeente en de herkomstgroepering komen uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Deze publicatie bevat gegevens over het aantal geslaagden aan de bekostigde instellingen voor hoger beroepsonderwijs en geslaagden aan de bekostigde instellingen voor wetenschappelijk onderwijs. Geslaagden zijn mensen die met goed gevolg een afsluitend examen in het hoger beroepsonderwijs (hbo) of het wetenschappelijk onderwijs (wo) hebben afgelegd. Bij het hbo gaat het daarbij om degenen die een opleiding 'oude stijl', een bacheloropleiding of een vervolgopleiding succesvol hebben voltooid. Bij het wo gaat het daarbij om ingeschrevenen die met goed gevolg hun bachelor-, master-, doctoraal-, of beroepsdiploma hebben behaald. Bij de telling van geslaagden in het hbo en het wo worden alle geslaagden in het betreffende opleidingsjaar geteld. In het ho en het wo loopt het opleidingsjaar van 1 oktober tot en met 30 september. Statistische eenheid Personen. Hoe wordt het uitgevoerd De gegevens over leerlingen en studenten zijn gedeeltelijk gebaseerd op de jaarlijkse tellingen van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en gedeeltelijk op eigen tellingen van het CBS. Soort onderzoek Tellingen op basis van registraties. Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Volgtijdelijke vergelijkbaarheid Vanaf 1990 is het aantal ingeschrevenen in het hoger onderwijs gebaseerd op uitkomsten van het 'Project ééncijfer Hoger Onderwijs'. In dit project werken het CBS, de IB-groep, de HBO-raad, de VSNU, Cfi en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap samen om bij publicaties over het hoger onderwijs van dezelfde bronbestanden gebruik te maken en met uniforme definities en berekeningsmethoden tot een gecoördineerde telling te komen. Essentieel is dat genoemde instanties dezelfde afslag van het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (CRIHO) hanteren. In onderling overleg zijn daaraan een aantal kenmerken toegevoegd.

12-04-2018 | 08:04

Kinderopvang

Wat behelst het onderzoek Doel In dit onderzoek wordt het gebruik van kinderopvang zoals genoemd in de Wet Kinderopvang (WKO) in kaart gebracht voor alle gemeenten in Nederland. Het gaat om het aantal kinderen en kinderopvanguren in de dagopvang en de buitenschoolse opvang door kindercentra of bij gastouders. Doelpopulatie De populatie bestaat uit alle kinderen in Nederland voor wie kinderopvangtoeslag is uitgekeerd in het kader van de Wet Kinderopvang (WKO). Statistische eenheid Personen. Aanvang onderzoek Het onderzoek wordt vanaf 2007 uitgevoerd. Frequentie Jaarlijks. Publicatiestrategie Jaarlijks worden eerst voorlopige cijfers gepubliceerd, die vervolgens worden vervangen door definitieve cijfers. Hoe wordt het uitgevoerd Soort onderzoek Integrale waarneming  Waarnemingsmethode De gegevens over de uitgekeerde toeslagen kinderopvang zijn afkomstig van de Belastingdienst. Dit bestand bevat per toeslagontvanger informatie over het gebruik van formele kinderopvang. Het betreft hier uitsluitend de opvang door kindercentra of bij erkende gastouders. De regionale gegevens zijn gebaseerd op de woonplaats van de toeslagontvangers, niet op de gemeente waar de kinderopvang plaatsvond. De hoogte van de toeslag die ouders ontvangen hangt af van de opvangkosten en hun inkomen in dat jaar. De toeslag wordt doorgaans aangevraagd door één ouder per gezin. De Belastingdienst kan de uitgekeerde toeslag in latere jaren nog bijstellen, bijvoorbeeld vanwege de definitieve vaststelling van het inkomen. Hiervoor zijn de cijfers gecorrigeerd. De Wet Kinderopvang gaat uit van financiering van formele kinderopvang door ouders, werkgevers en de overheid. Uitgangspunt van de wet is dat de werkgevers van beide partners samen een derde deel van de kosten vergoeden. Vanaf 1 januari 2007 betalen werkgevers verplicht mee aan de kosten van kinderopvang. Deze bijdrage is onafhankelijk van het inkomen. Daarnaast kunnen ouders een inkomensafhankelijke bijdrage van de overheid ontvangen. Zowel de werkgeversbijdrage als de overheidsbijdrage worden door de Belastingdienst via de kinderopvangtoeslag uitgekeerd. Voorwaarde hierbij is dat zowel de aanvrager als de eventuele toeslagpartner allebei werken, een opleiding volgen of aan een inburgerings- of re-integratietraject meedoen. Ouders die een inburgerings- of re-integratietraject volgen ontvangen het ontbrekende werkgeversdeel van de gemeente of het UWV. Het bestand van de Belastingdienst is verrijkt met de woonplaats- en buurtgegevens van de aanvrager. Deze gegevens zijn ontleend aan de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA): een geautomatiseerd persoonsregistratiesysteem van de gemeenten en in werking sinds 1 oktober 1994. In dit systeem staan alle inwoners van een gemeente geregistreerd.  Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Volgtijdelijke vergelijkbaarheid Vanaf 2007 wordt een volgtijdelijk vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd. In 2012 is het aantal uren waarvoor kinderopvangtoeslag wordt uitgekeerd beperkt. Vanaf 2012 is dit aantal gekoppeld aan het aantal werkzame uren van de minst werkende ouder. Bij dagopvang voor niet schoolgaande kinderen hebben ouders recht op toeslag voor 140 procent van deze uren. Voor schoolgaande kinderen kunnen ouders maximaal 70 procent van dit aantal uren declareren. Bovendien is in 2012 een maximum gesteld aan het totaal aantal te declareren opvanguren per kind, namelijk 230 uur per maand voor alle opvangsoorten samen. Ouders met een (gezamenlijk) verzamelinkomen vanaf €118 189 ontvingen in 2013 geen toeslag voor de opvang van het eerste kind. Dit is het kind met de hoogste opvangkosten. Per 1 januari 2023 is de koppeling met het aantal gewerkte uren, zoals hierboven beschreven, losgelaten. Het maximum aantal uren kinderopvang waarvoor ouders kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen, blijft wel bestaan.

12-04-2018 | 08:04

Integraal inkomens- en vermogensonderzoek

Wat behelst het onderzoek Doel Een beeld geven van de samenstelling en verdeling van het inkomen en vermogen van personen en huishoudens in Nederland. Doelpopulatie Bevolking van Nederland in particuliere huishoudens op 1 januari van een onderzoeksjaar. Statistische eenheid Personen en huishoudens. Aanvang onderzoek 2011. Frequentie Jaarlijks. Publicatiestrategie In het laatste kwartaal na afloop van elk onderzoeksjaar komen voorlopige gegevens beschikbaar. Een jaar later worden deze vervangen door definitieve gegevens. Hoe wordt het uitgevoerd Soort onderzoek Het onderzoek gebeurt op basis van integrale registraties. Waarnemingsmethode Koppeling, integratie en bewerking van diverse registraties. Berichtgevers Belastingdienst, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), Basisregistratie Personen. Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Nauwkeurigheid Vanwege integrale waarneming is er geen sprake van steekproefmarges. Registraties zijn echter niet feilloos. In beperkte mate is er sprake van beperkingen met betrekking tot de tijdigheid, volledigheid en juistheid van gegevens. Met name in voorlopige uitkomsten wordt er daarom voor een deel van de populatie aanvullend gebruikgemaakt van informatie uit het verleden en schattingen op basis van gerelateerde indicatoren. Voor een klein deel van de huishoudens (minder dan 1 procent) worden geen data gevonden; deze huishoudens worden bij publicaties buiten de onderzoekspopulatie gelaten. Volgtijdelijke vergelijkbaarheid De huidige reeks geeft in de tijd vergelijkbare resultaten vanaf 2011. Wegens verschillen in wijze van samenstelling zijn de uitkomsten van het Integrale Inkomens- en Vermogensonderzoek (IIV) niet geheel vergelijkbaar met uitkomsten van de eerdere reeksen tot en met 2014. Bij vergelijking in de tijd moet verder rekening gehouden worden met wijzigingen, waaronder: Door de verbeterde waarneming van personen in inrichtingen, instellingen en tehuizen (de institutionele bevolking) treedt met ingang van 2014 een trendbreuk op in de ontwikkeling van het aantal particuliere eenpersoonshuishoudens. Circa 35 duizend personen die voorheen als zelfstandig wonend in een eenpersoonshuishouden getypeerd waren, maken vanaf 2014 deel uit van de institutionele bevolking. Meer informatie Voor meer gedetailleerde beschrijving van het vermogensonderzoek wordt verwezen naar de onderstaande publicaties.

11-04-2018 | 17:04

Halt Nederland

Doel Statistische beschrijving van jongeren die naar Halt verwezen zijn en de kenmerken van de delicten waarvoor ze naar Halt verwezen zijn. Doelpopulatie Jongeren die naar Halt verwezen zijn voor het plegen van lichte vormen van criminaliteit, de zogenaamde Halt-jongeren. Berichtgevers Halt Nederland. Statistische eenheid Het aantal Halt-jongeren in absolute aantallen en het aantal Halt-jongeren per 10 000 mensen uit de betreffende bevolkingsgroep. Waarnemingsmethode De gegevens voor deze statistiek komen uit het registratiesysteem van Halt  (AuraH). Jaarlijks wordt een extractie uit AuraH aan het CBS geleverd. Jongeren tussen 12 en 18 jaar kunnen na het plegen van een strafbaar feit onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een Halt-straf. Jongeren komen bij Halt terecht via de politie, een BOA (zoals een leerplichtambtenaar) en het OM. Halt biedt jongeren de kans om hun strafbare gedrag recht te zetten, zonder dat dit langdurige gevolgen heeft. Als een jongere de Halt-straf naar behoren afrondt, komt hij niet in aanraking met justitie. AuraH bevat naast gegevens over de gepleegde delicten en de daarbij horende straffen ook persoonskenmerken van alle Halt-jongeren. Aan de hand van deze persoonskenmerken neemt het CBS de gegevens uit AuraH op in het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB). Op basis van de gegevens in het SSB wordt de herkomstgroepering (onderscheid naar autochtonen en allochtonen van de eerste of tweede generatie) vastgesteld. Ook geslacht, leeftijd en opleidingsniveau worden op basis van informatie uit het SSB vastgesteld. Vanwege het onthullingsrisico worden op StatLine alleen gegevens over Halt-jongeren gepubliceerd als de betreffende bevolkingsgroep groter is dan vijftig en wordt het aantal Halt-jongeren in die groep afgerond op tientallen. Het peilmoment in deze statistiek is de laatste vrijdag van september in het betreffende verslagjaar. Hierdoor kunnen gegevens afwijken van andere publicaties. Frequentie Jaarlijks Soort onderzoek Integrale waarneming Verslagperiode Jaar Entiteit Persoon die naar Halt verwezen is.

11-04-2018 | 14:04

Gezondheidsenquête vanaf 2014

Wat behelst het onderzoek Doel Een zo volledig mogelijk overzicht geven van (ontwikkelingen in) de gezondheid, de medische contacten, de leefstijl en het preventieve gedrag van de bevolking in Nederland. Doelpopulatie Personen van 0 jaar en ouder woonachtig in particuliere huishoudens. Voor een aantal onderwerpen geldt een aparte leeftijdsgrens. Statistische eenheid Personen. Aanvang onderzoek Sinds 1981 is door het CBS een doorlopende Gezondheidsenquête gehouden. Van 1997 tot en met 2009 maakte de enquête deel uit van het Permanent Onderzoek LeefSituatie (POLS) als de module Gezondheid. Met ingang van 2010 is de Gezondheidsenquête weer als op zichzelf staand onderzoek uitgevoerd. Informatie over deze eerder versies van het onderzoek vindt u hier: Gezondheidsenquête 1981-1996 en POLS-Gezondheid 1997-2009 Gezondheidsenquête 2010-2013 Met ingang van 2014 is er voor de leefstijlaspecten binnen de Gezondheidsenquête sprake van een samenwerkingsverband, de Leefstijlmonitor. Daarin werken verschillende partijen samen die zich richten op leefstijl. Naast CBS zijn dit RIVM, Trimbos-instituut, Rutgers, Soa Aids Nederland, VeiligheidNL en Voedingscentrum. In jaren dat de Europese Gezondheidsenquête, EHIS, wordt uitgevoerd, worden de EHIS-vragen opgenomen in de Gezondheidsenquête en levert CBS de betreffende data op aan Eurostat. Dit was het geval in 2014 en 2019. De eerstvolgende editie van EHIS vindt plaats in 2025. Frequentie Jaarlijks. Publicatiestrategie Definitieve cijfers. Hoe wordt het uitgevoerd Soort onderzoek Steekproef van personen, getrokken uit de Basisregistratie Personen (BRP). De steekproef is verspreid over alle maanden van het jaar. Waarnemingsmethode De Gezondheidsenquête is per 2014 in het volgende "mixed-mode" design uitgevoerd. Eerst zijn steekproefpersonen benaderd om via internet deel te nemen (CAWI – Computer Assisted Web Interviewing). Non-respondenten zijn herbenaderd voor een ‘face-to-face’ interview (CAPI – Computer Assisted Personal Interviewing). Vanaf 2018 is hierbij een doelgroepenstrategie gehanteerd. Dat wil zeggen dat niet alle herbenaderbare CAWI-non-respons daadwerkelijk is herbenaderd voor een CAPI-interview. Als een doelgroep relatief goed heeft gerespondeerd in CAWI, is uit die doelgroep een kleiner deel herbenaderd voor CAPI. Op die manier is CAPI dus selectiever ingezet, juist in de groepen waar de CAWI-respons achterbleef. De uiteindelijke totale respons is dan een betere afspiegeling van de gehele bevolking. De doelgroepen zijn bepaald op basis van achtergrondkenmerken waarover informatie beschikbaar was bij de steekproeftrekking: leeftijd, inkomen en herkomst. Met ingang van 2021 is de doelgroepenstrategie verder geoptimaliseerd, waardoor CAPI nog selectiever werd ingezet en werd geprobeerd de responskansen per doelgroep zo gelijk mogelijk te krijgen. Sinds 2018 wordt gewerkt met zogeheten ‘incentives’. Dat wil zeggen dat respondenten kans maken op een prijs. Dat staat in de uitnodigingsbrief beschreven. Het doel hiervan is het verhogen van de respons. Omdat enkele vragenblokken nogal persoonlijk van aard zijn, krijgen CAPI-respondenten de kans om die vragen zelf in te vullen (CASI – Computer Assisted Self Interviewing). Zie ook: Vragenlijsten Gezondheidsenquête vanaf 2014 In 2020 en 2021 kon de beoogde waarneemmethode niet geheel worden uitgevoerd. Als gevolg van de coronaepidemie en de bijbehorende maatregelen werd de face-to-face-waarneming verstoord. Deze vorm van waarneming was in een aantal maanden niet mogelijk en was dit in enkele andere maanden slechts beperkt mogelijk. Meer hierover in de paragraaf ‘weging’. Berichtgevers Personen in particuliere huishoudens. Bij respondenten jonger dan 12 jaar zijn de enquêtevragen beantwoord door een ouder of verzorger. Steekproefomvang Elk jaar wordt gestreefd naar een netto steekproef (dus het uiteindelijke aantal respondenten) van minimaal 9500 personen. Het responspercentage lag daarbij in de jaren 2014 tot en met 2017 op 60 a 65 procent. De bruto steekproef (het aantal benaderde personen) was in die jaren dus ongeveer 15 duizend. Door het invoeren van de doelgroepenbenadering in 2018 en daarmee het selectief minder herbenaderen van sommige steekproefpersonen, is het responspercentage verlaagd. Het doel was immers niet het behalen van een zo hoog mogelijk responspercentage, maar om de responspercentages per doelgroep zoveel mogelijk gelijk te krijgen. In 2023 werden 19.373 personen benaderd en was de netto respons 9.531 (responspercentage 49,2). In de jaren 2020 en 2021 was de netto respons met ruim 8700 en ruim 8400 lager dan het streefdoel. Dit was een gevolg van coronamaatregelen, die het waarneemproces verstoorden. Controle- en correctiemethoden Jaarlijks wordt de voor dit steekproefonderzoek de gebruikelijke plausibiliteitscontrole uitgevoerd, waarbij op interne consistentie en volledigheid wordt gecontroleerd. Weging Voor verschillen tussen de samenstelling van de netto steekproef en de totale bevolking wordt een correctie toegepast door middel van een wegingsfactor gebaseerd op de kenmerken geslacht, leeftijd, migratieachtergrond, burgerlijke staat, stedelijkheid, provincie, landsdeel, huishoudgrootte, inkomen, vermogen, enquêteseizoen en, met ingang van 2018, doelgroep. Voor meer details zie de nota weging Gezondheidsenquête 2014. In 2020 en 2021 werd de waarneming van de Gezondheidsenquête verstoord door corona(maatregelen). Door middel van tijdreeksmodellen is geprobeerd hiervoor te corrigeren. De uitkomsten van deze modellen zijn opgenomen in de weging van die jaren, waarmee getracht is te corrigeren voor het deels wegvallen van face-to-face-waarneming. Meer hierover is te vinden in de Toelichting berekening kwartaal- en jaarcijfers Gezondheidsenquête 2020. Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Nauwkeurigheid Omdat de enquête een steekproef betreft, zijn de cijfers onderhevig aan toevalsfluctuaties. Met behulp van standaardfouten kunnen betrouwbaarheidsmarges rond de cijfers worden bepaald. In de StatLine-tabellen zijn de onder- en bovengrens van het 95%-betrouwbaarheidsinterval weergeven. Indien het aantal respondenten voor een bepaalde indelingscategorie kleiner is dan 100, dan zijn geen resultaten gepresenteerd vanwege te grote marges. Vergelijkbaarheid over de jaren heen Enige voorzichtigheid dient in acht te worden genomen wanneer de uitkomsten vanaf 2014 vergeleken worden met die van de periode tot en met 2013 . Tussen 2013 en 2014 zijn namelijk enkele forse veranderingen doorgevoerd inde Gezondheidsenquête. Tot en met 2013 bestond de enquête uit twee onderzoeksdelen: het eerste deel van de vragenlijst konden respondenten via internet of via telefonisch of persoonlijk interview invullen. Het tweede deel van de vragenlijst ging altijd via de modi internet of op papier. Echter, vanaf 2014 bestaat het onderzoek uit maar één deel. Respondenten kunnen de gehele vragenlijst alleen maar via internet of een persoonlijk interview invullen. Daarnaast zijn er vanaf 2014 wijzigingen in de opbouw en samenstelling van de vragenlijst doorgevoerd en in enkele gevallen zijn er wijzigingen geweest in de vraagformulering. Ook is de weging van de Gezondheidsenquête gewijzigd. De wijzigingen tussen 2013 en 2014 hebben tot enkele methodebreuken geleid, zoals is gebleken uit een methodebreukanalyse. Meer informatie over deze analyse en de vastgestelde methodebreuken staan in de nota Methodebreuk Gezondheidsenquête 2014. Als gevolg van coronamaatregelen was de omvang en samenstelling van het responsbestand in 2020 en 2021 anders dan in andere jaren. Hiervoor is gecorrigeerd met behulp van tijdreeksmodellen, zie paragraaf ‘weging’. Impact op de resultaten kan desondanks niet helemaal worden uitgesloten. Het invoeren en optimaliseren van de doelgroepenbenadering in 2021 (zie: Waarneemmethode) heeft bij enkele uitkomstvariabelen invloed gehad op de cijfers. Er is door CBS, RIVM en Trimbos-instituut aanvullend onderzoek gedaan, waarbij de waarneemstrategie van 2021 is gesimuleerd op de data van 2014 tot en met 2019. Op die manier kon geschat worden hoe voor die jaren de uitkomsten op enkele kernvariabelen zouden zijn geweest als toen al de waarneemstrategie van 2021 was toegepast. Bij de kernvariabelen over het gebruik van niet-voorgeschreven medicijnen, roken, dagelijks roken, overmatig alcoholgebruik en het voldoen aan de beweegrichtlijnen werden in sommige jaren verschillen gevonden tussen de gepubliceerde en gesimuleerde uitkomsten. Deze verschillen werden met name in de jaren 2014 t/m 2017 gevonden. Over de aanvullende analyses is een nota geschreven, waarin wordt geadviseerd om uit te blijven gaan van de gepubliceerde cijfers van voorgaande jaren. Meer over deze analyse en de uitkomsten is te vinden in de nota: Dataverzamelingsproces Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor 2014-2021

11-04-2018 | 14:04