808 zoekresultaten

Sorteren op: Datum / Relevantie

Enquête beroepsbevolking (EBB)

Wat behelst het onderzoek Doel Verstrekken van informatie over de relatie tussen mens en arbeidsmarkt. Hierbij worden kenmerken van personen in verband gebracht met hun positie op de arbeidsmarkt. Doelpopulatie Personen van 15 tot 90 jaar in Nederland, met uitzondering van personen in inrichtingen, instellingen en tehuizen (institutionele bevolking). Statistische eenheid Personen en huishoudens. Aanvang onderzoek De Enquête Beroepsbevolking wordt sinds 1987 uitgevoerd. Frequentie Een doorlopend onderzoek waarbij elk kwartaal gepubliceerd wordt over een vaste set arbeidsmarktvariabelen. Over deze variabelen wordt ook jaarlijks gepubliceerd en dan komt er ook een aanvullende set arbeidsmarktvariabelen beschikbaar. Daarnaast zijn er maandcijfers beschikbaar van de werkloze en werkzame beroepsbevolking naar geslacht en drie leeftijdsgroepen. Publicatiestrategie Zowel de maand-, kwartaal- en jaarcijfers zijn definitieve cijfers. Hoe wordt het uitgevoerd Soort onderzoek Steekproefonderzoek. Waarnemingsmethode De Enquête Beroepsbevolking (EBB) is een zogenaamd roterend panelonderzoek met vijf peilingen waarmee vanaf verslagjaar 2003 cijfers worden gepubliceerd. Sinds het vierde kwartaal van 2012 worden alle respondenten in eerste instantie gevraagd om via internet te responderen. Een deel van de respondenten die niet responderen wordt vervolgens face-to-face of telefonisch benaderd. Tot 2021 vonden de vier vervolgpeilingen telefonisch plaats. Sinds 2021 worden respondenten ook bij die vervolgpeilingen eerst gevraagd via internet mee te doen en diegene die niet responderen worden telefonisch benaderd. Een gedetailleerdere beschrijving van de waarnemingsmethode is te vinden in de uitgebreide methodebeschrijving EBB. Ook de vragenlijst van de EBB is elektronisch beschikbaar. Berichtgevers Personen van 14 tot 90 jaar, niet woonachtig in instellingen of tehuizen. Steekproefomvang Ruim 200 duizend personen worden jaarlijks benaderd om via internet deel te nemen aan de eerste peiling van de EBB. Controle- en correctiemethoden De gegevens van een respondent worden gecontroleerd op interne consistentie. Door de wegingsmethode wordt gecorrigeerd voor onder- en oververtegenwoordiging van bepaalde groepen in de respons. Weging Het ophogen van de waarnemingen vindt plaats in twee stappen. In de eerste stap worden aan de waarnemingen startgewichten toegekend. Deze startgewichten zijn zo berekend dat ze corrigeren voor ongelijke trekkingskansen die voortkomen uit de gehanteerde steekproeftrekking. In de tweede stap worden definitieve ophoogfactoren bepaald. Met deze stap wordt de vertekening door non-respons gereduceerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van gegevens over geslacht, leeftijd, migratieachtergrond, regio, inschrijving als geregistreerd werkzoekende bij UWV (GWU) en inkomen. Elke peiling wordt afzonderlijk opgehoogd en de kwartaal- en jaarcijfers betreffen een gemiddelde van de schattingen per peiling. Een gedetailleerdere beschrijving van weging, steekproefopzet en veldwerk van de EBB is te vinden in de uitgebreide methodebeschrijving EBB. Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Nauwkeurigheid De uitkomsten van de EBB hebben een onnauwkeurigheidsmarge. Omdat het steekproefdesign vrij complex is en er voor een aantal kerncijfers modelmatige schattingsmethoden worden toegepast, is het schatten van de 95%-betrouwbaarheidsmarges niet eenvoudig. Een tabel met geschatte marges voor opgehoogde aantallen is opgenomen in de uitgebreide methodebeschrijving EBB. Vanwege de grote relatieve onnauwkeurigheid worden uitkomsten gebaseerd op een te gering aantal waarneming niet gepubliceerd. Deze uitkomsten zijn in de tabellen vervangen door een punt (.). De ondergrens is voor de kwartaalcijfers in principe vastgesteld op afgerond 30 duizend in de totaalkolom. Alleen onderverdelingen, percentages of gemiddeldes berekend over groepen van 30 duizend personen of meer worden weergegeven. Voor de jaarcijfers is de ondergrens vastgesteld op 15 duizend in de totaalkolom en worden alleen onderverdelingen, percentages of gemiddeldes berekend over groepen van 15 duizend personen of meer worden weergegeven. Volgtijdelijke vergelijkbaarheid Vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de EBB in 2021 zijn de cijfers niet zonder meer vergelijkbaar met eerdere jaren. De maandcijfertabellen over de werkzame en werkloze beroepsbevolking zijn via modelmatige schattingsmethoden herberekend vanaf 2003. En aantal kerncijfers per kwartaal zijn voor de periode 2013-2020 herberekend om aan te sluiten op de uitkomsten vanaf 2021. Bij verdere detaillering van de uitkomsten naar baan- en persoonskenmerken kunnen er van 2020 op 2021 desondanks verschillen zijn als gevolg van de nieuwe methode. In de uitgebreide methodebeschrijving EBB wordt nader ingegaan op de oorzaken van trendbreuken.

11-04-2018 | 14:04

Achterstandsleerlingen

Leerling in het reguliere basisonderwijs die volgens het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap behoort tot een achterstandscategorie. Op grond daarvan krijgen basisscholen extra financiële middelen toegewezen. Bij het vaststellen van de financiële vergoeding van een basisschool houdt de overheid rekening met de achtergrond van de leerlingen. Om de hoogte van de vergoeding te bepalen wordt eerst aan alle leerlingen in het basisonderwijs een gewicht van 1 toegekend. Vervolgens krijgen achterstandsleerlingen een extra gewicht. Voor hen is de vergoeding dus hoger. Vanaf het schooljaar 2006/'07 wordt er stapsgewijs een nieuwe gewichtenregeling ingevoerd. In deze nieuwe regeling van het Ministerie van OCW wordt gewerkt met twee gewichten, 0.30 en 1.20: •    0.30 voor leerlingen waarvan beide ouders maximaal lbo/vbo, praktijkonderwijs of de vmbo basis- of kaderberoepsgerichte leerweg hebben gedaan óf waarvan beide ouders maximaal twee jaar onderwijs in een andere schoolopleiding in het voortgezet onderwijs aansluitend op het basisonderwijs hebben gevolgd, bijvoorbeeld lts, ambachtsschool of huishoudschool;  •    1.20 voor leerlingen van wie één van de ouders maximaal basisonderwijs of (v)so-zmlk heeft gehad en de ander maximaal dezelfde opleiding heeft gevolgd óf het lbo/vbo, praktijkonderwijs of de vmbo basis- of kaderberoepsgerichte leerweg heeft doorlopen óf maximaal twee jaar onderwijs in een andere schoolopleiding in het voortgezet onderwijs aansluitend op het basisonderwijs heeft gevolgd, bijvoorbeeld lts, ambachtsschool of huishoudschool. De nieuwe regeling wordt in vier jaar ingevoerd. Elk jaar wordt naast de nieuwe instroom ook een nieuwe leeftijdsgroep van de zittende leerlingen volgens de nieuwe systematiek geteld. Tot en met het schooljaar 2008/'09 bestaan de oude en nieuwe gewichtenregeling daardoor naast elkaar. In het schooljaar 2006/'07 zijn de nieuwe leerlingen van 4 jaar en de zittende leerlingen van 5 jaar volgens de nieuwe gewichtenregeling geteld. In schooljaar 2007/'08 vallen de nieuwe 4-jarigen en de zittende leerlingen van 5-7 jaar onder de nieuwe regeling. In het schooljaar 2008/'09 geldt dit voor de nieuwe 4-jarigen en de zittende leerlingen van 5-9 jaar. Vanaf het schooljaar 2009/'10 vallen alle leerlingen onder de nieuwe regeling. In de Landelijke Jeugdmonitor is alleen de nieuwe gewichtenregeling opgenomen. Meer cijfers over dit onderwerp staan op Jeugdmonitor StatLine 

11-04-2018 | 14:04

Bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS)

Wat behelst het onderzoek? Doel De bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS) geeft informatie over aantallen bijstandsuitkeringen en aantallen personen met een bijstandsuitkering. De uitkeringen worden verstrekt in het kader van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en het Bijstandsbesluit zelfstandigen (Bbz). Doelpopulatie Alle uitkeringen in het kader van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz, wonend in Nederland. Zie ook de Richtlijnen BUS. Statistische eenheid Uitkering in het kader van de Participatiewet en personen met een bijstandsuitkering. Aanvang onderzoek De BUS werd in 2005 geïntroduceerd. Daarvoor werden bijstandsuitkeringen waargenomen via de Bijstandskenmerkenstatistiek (BKS). Frequentie Maandelijks. Publicatiestrategie Twee maanden na de verslagmaand worden de voorlopige cijfers gepubliceerd. De nader voorlopige cijfers worden vijf maanden na de verslagmaand gepubliceerd, de definitieve cijfers volgen na ongeveer 1 jaar. Hoe wordt het uitgevoerd? Soort onderzoek Gebaseerd op registerinformatie. Waarnemingsmethode Elektronische aanlevering van de relevante bijstandsgegevens uit de uitkeringsadministraties van de sociale diensten en de Sociale Verzekeringsbank. Berichtgevers Gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden of een door de gemeente(n) gemandateerde instantie en de SVB. Steekproefomvang Niet van toepassing. Controle- en correctiemethoden Bestanden worden geautomatiseerd gaafgemaakt. De relevante velden worden gecontroleerd op het juiste waardenbereik en er vinden relationele controles plaats. Onjuiste waarden worden op een code voor onbekend gezet. Zo nodig wordt hierover ook contact opgenomen met gemeenten. Als het aantal signaleringen relatief hoog is, wordt gevraagd om een herlevering van het bestand. Er wordt verder gekeken naar de ontwikkelingen tussen gemeenten in dezelfde grootteklasse en regio. Verwacht mag worden dat die een gelijke ontwikkeling vertonen. Daarnaast wordt gecontroleerd op onverklaarbare verschillen met de cijfers van de vorige maand. Gegevens van ontbrekende gemeenten worden geïmputeerd. Hierbij wordt het bestand van de laatste kwalitatief goede en volledige levering genomen. In de praktijk vindt imputatie over het algemeen alleen plaats bij de voorlopige cijfers. Weging Alleen van toepassing voor geïmputeerde gegevens (zie bij Controle- en correctiemethoden). Wat is de kwaliteit van de uitkomsten? Nauwkeurigheid Bij het maken van de voorlopige cijfers wordt bij nog onvolledige respons gebruik gemaakt van imputatie. Naast informatie verkregen uit de registerafslag wordt voor de voorlopige cijfers een raming gemaakt van het effect van administratieve vertraging over de verslagmaand. Dit kan de aantallen zowel naar boven als naar beneden bijstellen. De onzekerheid van de ramingen is meestal kleiner dan 1 procent. Bij het maken van de definitieve cijfers is gewoonlijk sprake van volledige respons en is de werkelijke administratieve vertraging van drie maanden na de verslagmaand meegenomen. Volgtijdelijke vergelijkbaarheid Als gevolg van de verwerking van de administratieve vertraging met ingang van 2013, is sprake van een beperkte trendbreuk ten opzichte van eerder gepubliceerde cijfers. Een korte beschrijving hiervan is te vinden in de notitie Wijzigingen Bijstandsuitkeringenstatistiek. De nieuwe meetmethode per 2013 is beperkt teruggelegd. De actieve tijdreeks begint voor bijstandsuitkeringen in 2011 en voor personen met bijstand in 2007.

11-04-2018 | 13:04

Bevolkingsstatistiek

Wat behelst het onderzoek Doel De Bevolkingsstatistiek geeft informatie over de omvang en samenstelling van de bevolking op 1 januari. Daarnaast geeft de statistiek informatie over de veranderingen die van jaar op jaar optreden in de omvang en samenstelling van de bevolking, door geboorte, sterfte en migratie. Doelpopulatie De waarnemingen zijn gebaseerd op informatie die CBS ontvangt uit de bevolkingsregisters van gemeenten. Deze gegevens hebben betrekking op alle personen die in het bevolkingsregister zijn opgenomen (de 'de jure' bevolking). In principe wordt iedereen die voor onbepaalde tijd in Nederland woonachtig is, opgenomen in het bevolkingsregister van de gemeente waar de nachtrust hoofdzakelijk wordt genoten (woongemeente). Personen die 'de jure' tot de bevolking van Nederland behoren, maar voor wie geen vaste woonplaats valt aan te wijzen, zijn opgenomen in het bevolkingsregister van de gemeente Den Haag. De Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) vormt de grondslag voor de gemeentelijke bevolkingsregisters. Vanaf januari 2014 is de Wet GBA vervangen door de Wet basisregistratie personen (Wet BRP). Statistische eenheid Personen. Aanvang onderzoek De bevolkingsstatistiek bestaat sinds 31 december 1829, toen de eerste volkstelling werd gehouden. Vanaf 1950 zijn er complete tijdreeksen voor diverse onderwerpen op StatLine beschikbaar. Vanaf 1995 is de bevolkingsstatistiek gebaseerd op de gemeentelijke bevolkingsregisters. De onderzoeksbeschrijving heeft betrekking op gegevens uit de gemeentelijke bevolkingsregisters. Frequentie Tweewekelijks, voorlopige en definitieve cijfers. Maandelijks, voorlopige en definitieve cijfers. Eenmaal per kwartaal, voorlopige en definitieve cijfers. Jaarlijks, definitieve cijfers. Tweejaarlijks, definitieve cijfers. Publicatiestrategie Eenmaal per twee weken worden voorlopige cijfers van de twee weken vóór het huidige weeknummer minus één gepubliceerd. Hierbij kunnen voorlopige cijfers van voorafgaande weken ook wijzigen. In het laatste kwartaal worden de voorlopige cijfers vervangen door definitieve cijfers. Aan het eind van iedere maand worden voorlopige cijfers voor de voorafgaande maand gepubliceerd. Hierbij kunnen de voorlopige cijfers van voorafgaande maanden ook wijzigen. In de maand september/oktober worden de voorlopige cijfers vervangen door definitieve cijfers. In de maand volgend op een kwartaal worden voorlopige cijfers van de maanden in dat kwartaal gepubliceerd. Hierbij kunnen voorlopige cijfers van voorafgaande maanden ook wijzigen. In het laatste kwartaal worden de voorlopige cijfers van het voorafgaande jaar vervangen door definitieve cijfers. Eenmaal per jaar worden definitieve cijfers van het voorafgaande jaar gepubliceerd. Eenmaal per twee jaar worden definitieve cijfers van de twee voorafgaande jaren gepubliceerd. Hoe wordt het uitgevoerd Soort onderzoek Integrale waarneming. Waarnemingsmethode Elektronische gegevensverstrekking door GBA-verstrekkingen, een organisatieonderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Afbakening en verwerking van nagekomen berichten CBS krijgt dagelijks berichten over demografische gebeurtenissen (geboorte, sterfte, migratie, huwelijkssluiting ed) binnen. Er zit doorgaans enige tijd tussen de feitelijke demografische gebeurtenis en het moment waarop deze informatie CBS bereikt. Bij levend geboren kinderen en overledenen is dat meestal slechts 1 tot 5 dagen maar bij migratie of huwelijkssluiting kan dat ook enkele weken en soms maanden zijn. Bij publicatie van het aantal demografische gebeurtenissen in een bepaald statistiekjaar telt CBS nagekomen informatie tot op zekere hoogte mee. Tot en met 2009 werd nagekomen informatie over het statistiekjaar meegeteld die tot 15 februari in het jaar volgend op het statistiekjaar door CBS werd ontvangen. Informatie over het statistiekjaar die na 15 februari bij CBS binnenkwam werd genegeerd. Dat leidde feitelijk tot een geringe onderschatting van het aantal demografische gebeurtenissen in dat statistiekjaar. Met ingang van statistiekjaar 2010 wordt méér nagekomen informatie over demografische gebeurtenissen verwerkt. Hoe gaat dat in zijn werk? Net als voor 2009 wordt voor statistiekjaar 2010 nagekomen informatie over het statistiekjaar meegeteld die tot 15 februari in het jaar volgend op het statistiekjaar door CBS werden ontvangen. Echter, nu wordt ook informatie over demografische gebeurtenissen die in 2009 hebben plaatsgevonden die na 15 februari 2010 en voor 15 februari 2011 is binnen gekomen, en dus niet meer in statistiekjaar 2009 is verwerkt, toegevoegd aan statistiekjaar 2010. Op die manier wordt een betere benadering bereikt van het aantal demografische gebeurtenissen dat in 2010 heeft plaatsgevonden. Informatie over demografische gebeurtenissen in 2009 die na 15 februari 2011 wordt ontvangen werd en wordt genegeerd. Deze aantallen zijn te verwaarlozen. De achtergrond voor de keuze voor 15 februari als peildatum is ingegeven door de jaarlijkse vaststelling van de bevolking per gemeente in Nederland, een wettelijke taak die CBS heeft. Voor de vaststelling van de bevolking wordt eveneens 15 februari als peildatum genomen. Door zowel de stand van de bevolking alsook de demografische gebeurtenissen met een peildatum van 15 februari vast te stellen wordt een optimale aansluiting tussen statistieken over stand en gebeurtenissen bereikt. Een paar voorbeelden om een en ander te verduidelijken 5 december 2010 wordt een baby geboren. 6 december 2010 aangifte van de baby bij de gemeente 6 december 2010 bereikt het CBS het bericht omtrent levendgeborene Deze baby werd en wordt in statistiekjaar 2010 geteld. 30 december 2009 wordt een baby geboren. 2 januari 2010 aangifte van de baby bij de gemeente 3 januari 2010 bereikt het CBS het bericht omtrent levendgeborene Deze baby werd en wordt in statistiekjaar 2009 geteld. 30 december 2009 wordt een baby geboren. 22 februari 2010 aangifte van de baby bij de gemeente 23 februari 2010 bereikt het CBS het bericht omtrent levendgeborene Deze baby werd voorheen niet geteld en wordt vanaf 2010 in statistiekjaar 2010 geteld. 30 december 2009 wordt een baby geboren. 2 februari 2011 aangifte van de baby bij de gemeente 3 februari 2011 bereikt het CBS het bericht omtrent levendgeborene Deze baby werd voorheen niet geteld en wordt vanaf 2010 in statistiekjaar 2010 geteld. 30 december 2009 wordt een baby geboren. 22 februari 2011 aangifte van de baby bij de gemeente 23 februari 2011 bereikt het CBS het bericht omtrent levendgeborene Deze baby werd voorheen niet geteld en wordt ook in statistiekjaar 2010 (of in latere jaren) niet geteld. Deze informatie werd en wordt genegeerd. Per demografische statistiek worden door deze gewijzigde manier van tellen systematisch iets hogere aantallen demografische gebeurtenissen geteld. Per demografische statistiek ging het in 2010 om de volgende percentages demografische gebeurtenissen die feitelijk in 2009 hebben plaatsgevonden: Levendgeborenen 0,13% Overledenen 0,05% Verhuizingen 0,08% Immigraties 0,47% Emigraties 0,26% Administratieve correcties 1,38% Huwelijksluitingen 2,33% Echtscheidingen 1,45% Verweduwing 1,03% Nationaliteitswijzigingen 0,90% Bijschatting van onbekende geboortelanden In de loop van 2014 is het aantal immigranten met een onbekend geboorteland toegenomen. Dit heeft te maken met de inschrijving van personen uit de Registratie Niet-ingezetenen (RNI) in de gemeentelijke bevolkingsregisters. Vanaf januari 2014 wordt in de voorlopige cijfers over het aantal immigranten, indien het geboorteland van de immigrant onbekend is, het land van herkomst als geboorteland beschouwd. Om een eenduidige berekening van het saldo buitenlandse migratie (immigratie minus emigratie) te bewerkstelligen is ervoor gekozen ook van emigranten waarvan het geboorteland onbekend is vanaf januari 2014 het geboorteland te schatten. Dit betekent dat in de voorlopige cijfers over het aantal emigranten, indien het geboorteland van de emigrant onbekend is, het land van bestemming als geboorteland wordt beschouwd. Administratieve correcties (opnemingen en afvoeringen) kunnen niet op deze manier worden geschat omdat van deze administratieve correcties per definitie geen land van herkomst (opnemingen) of land van bestemming (afvoeringen) bekend is. Dit heeft tot gevolg dat in de emigratie inclusief het saldo van de administratieve correcties (en dus ook in het migratiesaldo inclusief het saldo van de administratieve correcties) nog wel onbekende geboortelanden voorkomen. Berichtgevers GBA-V (GBA-verstrekkingen), een organisatieonderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Steekproefomvang Niet van toepassing. Controle- en correctiemethoden Er wordt gecontroleerd op fouten en inconsistenties aan de hand van vastgestelde regels en criteria. In geval van onvolledigheid worden ontbrekende gegevens geïmputeerd. Weging Niet van toepassing. Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Nauwkeurigheid De informatie die CBS ontvangt is niet in alle gevallen volledig. In die gevallen maakt CBS een schatting van de ontbrekende gegevens Volgtijdelijke vergelijkbaarheid De gegevens zijn volgtijdelijk vergelijkbaar. Beschrijving kwaliteitsstrategie Er wordt gecontroleerd op volledigheid, interne consistentie en plausibiliteit van de cijfers.

11-04-2018 | 13:04

Beleidsinformatie Jeugd

Wat behelst het onderzoek Doel Het samenstellen van landelijke en gemeentelijke statistische uitkomsten over de hulp en zorg die in het kader van de Jeugdwet is verleend. Dit betreft jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Doelpopulatie Personen aan wie gedurende (een deel van) de verslagperiode één of meerdere vormen van hulp of zorg is verleend in het kader van de Jeugdwet. In de regel zijn dit personen met een leeftijd tot 18 jaar, maar in bepaalde gevallen kunnen personen tot 23 jaar ook hulp of zorg ontvangen. In vrijwel alle gevallen zijn dit alleen personen die op enig moment in het verslagjaar ingeschreven zijn geweest in de Basisregistratie Personen (BRP). Statistische eenheid Personen in combinatie met de vorm van jeugdhulp, jeugdbescherming en/of jeugdreclassering die ze ontvangen. Aanvang onderzoek 2015. Frequentie Halfjaarlijks met als uitzondering het eerste kwartaal van 2015. Publicatiestrategie De verslagperiode bestrijkt een half jaar. Cijfers over het meest recente halfjaar komen eerst als voorlopige cijfers in de diverse StatLine-tabellen. Gelijktijdig met de voorlopige cijfers over het 2e halfjaar van een kalenderjaar worden nader voorlopige cijfers over het 1e halfjaar van dat kalenderjaar gepubliceerd. Definitieve cijfers over zowel het 1e én 2e halfjaar van een kalenderjaar worden gepubliceerd, zodra de voorlopige cijfers over het daaropvolgende 1e halfjaar worden gepubliceerd. Hoe wordt het onderzoek uitgevoerd Soort onderzoek In dit onderzoek worden de jeugdzorgtrajecten bijeengebracht uit bestanden die door alle aanbieders van jeugdhulp en de gecertificeerde instellingen aan het CBS worden geleverd. Gecertificeerde instellingen (GI) voeren jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering uit. Jeugdhulpaanbieders leveren per jeugdhulptraject de volgende gegevens aan: BSN van de jongere, geboortedatum, geslacht, woonplaats volgens woonplaatsbeginsel Jeugd, hulpvorm, type verwijzer, datum aanvang traject, datum einde traject, reden van beëindiging traject, traject gestart met crisissituatie (ja/nee). GI’s leveren per maatregel de volgende gegevens aan: BSN van de jongere, geboortedatum, geslacht, woonplaats volgens woonplaatsbeginsel Jeugd, type maatregel, datum aanvang maatregel, datum einde maatregel, reden van beëindiging maatregel. Meer informatie over de aangeleverde gegevens is te vinden in het Informatieprotocol Beleidsinformatie Jeugd Deze gegevens worden gecombineerd en aangevuld met registratiegegevens uit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden van het CBS, gegevens uit de BRP en gegevens van de SVB (Sociale Verzekeringsbank) over PGB (Persoons Gebonden Budget). Waarnemingsmethode Bestanden met gegevens worden elektronisch aan het CBS geleverd. Berichtgevers Alle organisaties die jeugdhulp, jeugdbescherming en/of jeugdreclassering aanbieden. Steekproefomvang Er is geen sprake van een steekproef. Het doel is om alle hulp en zorg in het kader van de Jeugdwet volledig waar te nemen. Controle- en correctiemethoden Er wordt aangenomen dat de opgaven van alle berichtgevers volledig zijn. Voor eventuele dubbeltellingen wordt gecorrigeerd. Onvolledige gegevens binnen een jeugdzorgtraject worden ingeschat op basis van de verdeling in de bekende populatie of uit andere beschikbare bronnen. Van jeugdhulptrajecten die worden aangeleverd zonder een ingevulde einddatum, wordt aangenomen dat deze gedurende het gehele kalenderjaar blijven doorlopen. Wanneer deze trajecten in het daarop volgende verslagjaar niet meer worden aangeleverd dan worden ze in dat verslagjaar ook niet meegeteld. Jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringstrajecten zonder ingevulde einddatum worden afgesloten op de laatste dag van de periode, áls het traject in de daaropvolgende periode in het geheel niet meer wordt aangeleverd door de GI. Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Nauwkeurigheid Het betreft een integrale waarneming van alle bij CBS bekende jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. De nauwkeurigheid van de statistiek is afhankelijk van de volledigheid van de lijst met jeugdzorgaanbieders en van de nauwkeurigheid van de registraties bij de aanbieders van jeugdhulp en de gecertificeerde instellingen. Per verslagperiode levert ruim 90 procent van de jeugdzorgaanbieders gegevens aan, waaronder ook alle gecertificeerde instellingen. Gegevens van grote jeugdhulpaanbieders (meer dan 250 cliënten) zonder opgave worden ingeschat aan de hand van hun opgave over eerdere perioden indien beschikbaar. De kleinere jeugdhulpaanbieders zonder opgave ontbreken in de resultaten. De aldus ontstane onderschatting zal naar verwachting hooguit enkele procenten bedragen. Hierbij wordt uitgegaan van het aantal bij het CBS bekende jeugdhulpaanbieders. Nieuwe jeugdhulpaanbieders worden geacht zich bij het CBS aan te melden. Hierdoor is de gehanteerde lijst van jeugdhulpaanbieders mogelijk incompleet. De definitieve uitkomsten van het aantal jongeren en trajecten zijn doorgaans 1 à 2 procent hoger dan de voorlopige uitkomsten, bij de cijfers over een eerste halfjaar is het verschil vaak nog iets groter (om en nabij de 5 procent). De absolute aantallen jongeren en trajecten in de StatLine-tabel zijn afgerond op vijftallen. Om het risico op onthulling van individuen te voorkomen zijn de waarden 0 tot en met 7 weergegeven als geheim. Volgtijdelijke vergelijkbaarheid Jeugdhulp Met ingang van 2021 is er een forse toename van de berichtgeverspopulatie van jeugdhulpaanbieders. Het aantal jongeren met jeugdhulp in natura stijgt hierdoor met ruim 6 procent. Hierdoor zijn de uitkomsten over de jaren 2021 en later niet goed te vergelijken met de uitkomsten over de jaren 2015 t/m 2020. Daarnaast is er met ingang van 2020 een kleine verandering doorgevoerd in de berekenwijze van de definitieve cijfers. Dit leidt tot een zeer beperkte trendbreuk in het aantal jongeren en trajecten tussen de jaren tot en met 2019 en de jaren vanaf 2020. Voor een uitgebreide beschrijving van deze wijzigingen en de gevolgen, zie Toelichting-trendbreuk-jeugdzorgcijfers-2020-en-2021. Het aantal jongeren met wijkteamhulp is niet goed vergelijkbaar tussen verschillende gemeenten en tussen verschillende jaren. Gemeenten vertalen zelf de definitie van jeugdhulp uit de jeugdwet naar de praktijksituatie in hun eigen wijkteam. Bij veel wijkteams lopen vraagverheldering, planvorming, doorverwijzing en eventueel hulpverlening in meer of mindere mate door elkaar, waardoor het onderscheid tussen jongeren die wel of niet jeugdhulp van het wijkteam krijgen (en dus bij het CBS moeten worden aangeleverd) soms lastig te maken is. Kennis over de lokale uitvoerings- en administratieve praktijk is nodig om de uitkomsten over wijkteamhulp van een gemeente goed te kunnen beoordelen en te kunnen vergelijken met cijfers over eerdere jaren of cijfers van andere gemeenten. Vanwege de invoering van de Jeugdwet per 1 januari 2015 was het aantal inschrijvingen, voornamelijk vanwege administratieve redenen, op deze datum zeer groot. Dit geeft een vertekend beeld van de werkelijke instroom in 2015.De geestelijke gezondheidszorg aan jongeren (j-GGz) wordt veelal geregistreerd aan de hand van de diagnose- behandelcombinaties (DBC). In deze systematiek duren trajecten maximaal een jaar. Trajecten die langer dan een jaar lopen en dus de jaargrens passeren, zijn hierdoor op 31 december afgesloten en op 1 januari weer opnieuw geopend. In de jaren 2015 t/m 2017 mochten j-GGz aanbieders nog op de DBC-wijze declareren, waardoor hun administratie regelmatig ook nog op deze systematiek was ingericht. Door deze manier van registreren is het aantal inschrijvingen op 1 januari en uitschrijvingen op 31 december relatief zeer groot en geeft het een vertekend beeld van de werkelijke in- en uitstroom in deze jaren. Het feit dat 2017 het laatste jaar was waarin j-GGz met DBC's mocht worden vastgelegd, verklaard mogelijk de extra toename in 2017 van het aantal afgesloten trajecten. Het gaat hierbij voornamelijk om trajecten welke volgens plan worden afgesloten of wegens externe omstandigheden. Jeugdbescherming en jeugdreclassering Met ingang van 2020 is er een kleine verandering doorgevoerd in de berekenwijze van de definitieve cijfers. Dit leidt tot een zeer beperkte trendbreuk in het aantal jongeren en maatregelen tussen de jaren tot en met 2019 en de jaren vanaf 2020. Voor een uitgebreide beschrijving van de methodewijziging en de gevolgen, zie Toelichting-trendbreuk-jeugdzorgcijfers-2020-en-2021. Met ingang van 2016 is er een methodewijziging doorgevoerd bij het berekenen van de cijfers over het aantal jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringstrajecten. Als gevolg van administratieve processen zaten er onregelmatigheden in de aangeleverde gegevens, die zijn opgeschoond. Zo is er scherper gekeken naar trajecten die zonder einddatum worden aangeleverd. Het CBS sluit deze trajecten alsnog af op de laatste dag van de periode, als het traject in de daaropvolgende periode in het geheel niet meer wordt aangeleverd door de GI. Ook overlappende trajecten van hetzelfde type bij dezelfde jeugdige worden samengenomen tot één traject, ongeacht of de trajecten door dezelfde of door verschillende GI's zijn aangeleverd Deze methodewijziging leidt tot een lager aantal jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringstrajecten. Het gerapporteerde aantal unieke jongeren met jeugdbescherming en/of jeugdreclassering wordt niet beïnvloed door deze wijziging. Deze methodewijziging is niet toegepast op 2015. De cijfers over het aantal tijdelijke voogdijtrajecten in de periode vóór 2020 zijn een onderschatting van de daadwerkelijke aantallen; van enkele gecertificeerde instellingen is bekend dat in de periode vóór 2020 de tijdelijke voogdijtrajecten in de gegevenslevering aan het CBS ten onrechte zijn geclassificeerd als reguliere voogdijtrajecten. De cijfers over het aantal voorlopige ondertoezichtstellingen in de jaren 2015 t/m 2018 zijn een onderschatting van de daadwerkelijke aantallen; van één gecertificeerde instelling is bekend dat in die jaren de voorlopige ondertoezichtstellingen in de gegevenslevering aan het CBS ten onrechte zijn geclassificeerd als reguliere ondertoezichtstellingen. Meer informatie over jeugdzorg voor en na de jeugdwet (2015) is te vinden in dit artikel. Beschrijving kwaliteitsstrategie Uitkomsten van statistisch onderzoek worden pas gepubliceerd nadat deze zijn beoordeeld op plausibiliteit, en eventueel na aanpassing, akkoord zijn bevonden. Om de plausibiliteit van de uitkomsten vast te stellen zijn deze waar mogelijk geconfronteerd met uitkomsten uit andere bronnen.

11-04-2018 | 13:04

Arbeidskrachtenonderzoek (AKO) Caribisch Nederland

Wat behelst het onderzoek Doel Informatie verzamelen over de arbeidsmarktsituatie van mensen op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius (Caribisch Nederland). Doelpopulatie Personen van 15 jaar en ouder die langer dan drie maanden op het betreffende eiland wonen of van plan zijn langer dan drie maanden op dit eiland te blijven. Statistische eenheid Personen en huishoudens. Aanvang onderzoek In oktober - december 2010 is het AKO op Bonaire voor het eerst uitgevoerd door het CBS; eind 2012 is het AKO voor het eerst op alle drie de Caribische eilanden uitgevoerd. Het Arbeidskrachtenonderzoek wordt sinds 1988 op Bonaire uitgevoerd. Voor Saba en Sint-Eustatius werd de arbeidsmarktinformatie ontleend aan de tienjaarlijkse volkstelling. Tot 2010 werd het AKO uitgevoerd door het CBS Nederlandse Antillen; de laatste arbeidsmarktgegevens van Saba en Sint-Eustatius dateren uit 2001. Sinds 10 oktober 2010 zijn Bonaire, Saba en Sint-Eustatius bijzondere gemeentes van Nederland en heeft het CBS de dataverzameling overgenomen. Frequentie Het onderzoek wordt eens in de twee jaar uitgevoerd in de maanden oktober, november en december. In 2020 kon het onderzoek als gevolg van de beperkende coronamaatregelen niet eerder plaats vinden dan van december 2020 tot en met maart 2021. Publicatiestrategie De uitkomsten worden gepresenteerd als jaarcijfer van het jaar waarin het onderzoek is uitgevoerd. De gepubliceerde jaarcijfers zijn definitieve cijfers. Hoe wordt het uitgevoerd Soort onderzoek Steekproefonderzoek. Waarnemingsmethode De waarneming gebeurt via persoonlijke interviews (face-to-face). Tot en met 2012 maakten de interviewers hierbij gebruik van papieren vragenlijsten, in de talen Nederlands, Engels, Spaans en Papiamento. De antwoorden van de respondenten werden door de interviewers op de papieren vragenlijsten vastgelegd en later elektronisch verwerkt. Vanaf 2014 is de overstap gemaakt naar elektronische vragenlijsten, waarbij de interviewer de antwoorden van de respondenten vastlegt op de tablet. Bij de 2020 editie werd, vanwege de beperkende coronamaatregelen, voor het eerst ook de mogelijkheid aangeboden om het interview telefonisch af te nemen. De interviewer belde de respondent dan op om het interview, in plaats van face-to-face, telefonisch af te nemen. Respondenten konden voor deze mogelijkheid kiezen wanneer zij bijvoorbeeld in thuisquarantaine zaten als gevolg van corona. Bij de editie van 2022 is geen gebruik gemaakt van telefonisch interviewen. De volledige vragenlijst van het AKO (Nederlands) is elektronisch beschikbaar.  Berichtgevers Huishoudens. Steekproefomvang In 2022 bestond de steekproef uit ongeveer 1060 adressen op Bonaire, 520 op Saba en 520 op Sint-Eustatius. Controle- en correctiemethoden De gegevens worden eerst gecontroleerd op interne consistentie. De geaggregeerde data worden vervolgens wat plausibiliteit aangaat vergeleken met andere beschikbare arbeidsmarktgegevens en waar mogelijk gegevens uit oudere AKO-onderzoeken. Weging Niet alle bewoners van de adressen die in de steekproef zijn gevallen doen mee aan het onderzoek. De (selectieve) non-respons die dit met zich mee brengt, zorgt voor vertekening in de respons ten opzichte van de populatie. Ook heeft de non-respons een onbekend effect op de schattingen voor de doelvariabelen van het onderzoek. De effecten van de non-respons kunnen ten dele worden gecorrigeerd door de enquêteresultaten te wegen. Bij de weging van het AKO wordt gebruik gemaakt van zowel demografische hulpinformatie (leeftijd en geslacht), als geografische hulpinformatie (wijk of buurt van ieder adres). Ten slotte zorgt de weging ervoor, dat de bevolkingstotalen in de te publiceren tabellen aansluiten bij de bevolkingstotalen zoals gepubliceerd op StatLine. Wat is de kwaliteit van de uitkomsten Nauwkeurigheid Bij de interpretatie van de uitkomsten moet men er rekening mee houden dat een steekproef niet altijd exacte uitkomsten oplevert, maar dat er statistische (on)betrouwbaarheidsmarges rond die uitkomsten zijn. De grootte daarvan is mede afhankelijk van het aantal personen in de onderscheiden categorieën waar de uitkomsten betrekking op hebben. De steekproefomvang garandeert een betrouwbaarheid van 95 procent van de arbeidsparticipatie. Volgtijdelijke vergelijkbaarheid De cijfers op basis van het AKO van 2012 zijn niet vergelijkbaar met de cijfers van voorgaande jaren. Dit komt doordat in 2012 de vragenlijst van het AKO die eerder op Bonaire werd gebruikt, herontworpen is. Dit is gedaan om de vraagstellingen over de arbeidsmarktpositie (werkzaam, werkloos of niet-beroepsbevolking) aan te laten sluiten op de vraagstellingen die in Nederland gebruikt worden in de Enquête Beroepsbevolking. Daarnaast zijn de cijfers van het AKO van 2014 op Sint-Eustatius en Saba niet helemaal vergelijkbaar met de voorgaande jaren, omdat voor deze eilanden het pas vanaf 2014 mogelijk was om hulpinformatie over de wijk mee te nemen in de weging. Tot slot dient voor Saba en Sint-Eustatius rekening gehouden te worden met verschillende opschoningsmomenten van de bevolkingsadministratie. Op Sint-Eustatius is dit voor 2016 en 2019 gebeurd en op Saba voor 2019. Hierbij zijn tussen de 200 en 600 personen als emigrant aangemerkt. Deze personen stonden eerder nog ingeschreven in de bevolkingsadministratie van Sint Eustatius danwel Saba, maar bleken bij controle niet langer op het eiland te wonen. De bevolkingstotalen zijn hierom naar beneden bijgesteld. Door deze bijstelling is het niet mogelijk om vast te stellen welk deel van een ontwikkeling in de beroepsbevolking door de opschoning komt en welk deel een echte ontwikkeling van de beroepsbevolking is. Beschrijving kwaliteitsstrategie De interviews voor het AKO worden uitgevoerd door tijdelijke krachten die speciaal voor het AKO worden geworven en getraind. De interviewers krijgen hiervoor een tweedaagse cursus over de inhoud en het belang van het AKO en de wijze van interviewen. Om een goede respons van het AKO te garanderen, vinden er in de periode dat het AKO loopt campagnes op de eilanden plaats en worden er reclamespotjes uitgezonden om de bevolking bewust te maken van het onderzoek en haar om medewerking te vragen. Daarnaast krijgen personen die in de steekproef van het AKO zijn gevallen vooraf een brief en folder thuisgestuurd met informatie over het AKO.

11-04-2018 | 11:04