Aantal kinderen dat scheiding meemaakt weer toegenomen

Jongeren en gezin | 18-12-2025 13:12

In 2023 maakten bijna 43 duizend minderjarige kinderen mee dat hun ouders uit elkaar gingen. Dat zijn er 3,5 duizend meer dan een jaar eerder. Deze stijging komt na een periode van minder scheidingen tijdens de coronapandemie. Bijna een kwart van de minderjarige kinderen woont niet bij beide ouders. Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in het kader van de Landelijke Jeugdmonitor.

Tussen 2013 en 2020 maakte jaarlijks ongeveer 1,9 procent van de minderjarige kinderen een scheiding van de ouders mee. Na 2020 (na de coronapandemie) daalde dit tot 1,5 procent, maar in 2023 was dat weer iets toegenomen (1,7 procent).

Er is niet gekeken naar het aantal geregistreerde scheidingen, maar naar ouders die een jaar later niet langer op hetzelfde adres wonen. Een steeds groter deel van de gescheiden ouders woonde voor de scheiding ongetrouwd samen. Van alle kinderen van wie de ouders in 2023 uit elkaar gingen, had iets meer dan de helft (56 procent) getrouwde ouders. In 2003 was dat nog 73 procent.

2- tot 7-jarigen krijgen vaakst te maken met scheiding

Kinderen tussen de 2 en 7 jaar oud krijgen naar verhouding het vaakst te maken met een scheiding. In 2023 ging het om ongeveer 2 procent van alle kinderen in die leeftijdsgroep. Bij oudere kinderen is dit percentage lager. Van de 16- en 17-jarigen bijvoorbeeld kreeg minder dan 1,3 procent te maken met een scheiding van hun ouders. Dit beeld is door de jaren heen weinig veranderd.

Kinderen met ongetrouwd samenwonende ouders maken vaker mee dat hun ouders uit elkaar gaan dan kinderen met getrouwde ouders: 1,2 procent tegen 3,0 procent.

Bijna een kwart kinderen woont niet bij beide ouders

In totaal woonde 23 procent van alle minderjarige kinderen op 1 januari 2025 niet bij beide juridische ouders. Dit aandeel loopt op van 12 procent van de 0-en 1-jarigen, tot 34 procent van de 17-jarigen. De oudste kinderen wonen soms al op zichzelf (ruim 2 procent van de 17-jarigen).

Van de bijna 710 duizend thuiswonende minderjarigen die niet bij beide ouders wonen, woont de meerderheid bij alleen hun juridische moeder (72 procent). 19 procent woont in een samengesteld gezin, waar de vader of moeder samenwoont met een nieuwe partner. Hierin is in de afgelopen tien jaar weinig veranderd.

Omdat iemand maar op één adres kan worden ingeschreven, worden situaties zoals co-ouderschap, waarbij kinderen afwisselend bij beide ouders wonen, niet waargenomen in deze cijfers. Behalve de scheiding van de ouders, is soms ook het overlijden van een of beide ouders de reden dat kinderen niet bij beide ouders wonen (4 procent van deze kinderen). Daarnaast is in het register niet altijd bekend wie de andere ouder is (bijna een kwart van de kinderen die niet bij beide ouders wonen).

Kinderen in Heerlen vaakst in gezin met alleen moeder of vader

In Heerlen is het aandeel thuiswonende, minderjarige kinderen dat niet bij beide ouders staat ingeschreven het grootst. Daar woont 39 procent bij de moeder of de vader, met of zonder nieuwe partner. Daarna volgen Rotterdam en Kerkrade (beide 35 procent). In Urk (6 procent) en Staphorst (8 procent) staan kinderen het minst vaak bij één van beide ouders ingeschreven; zij wonen het vaakst bij beide juridische ouders.