Jeugdzorgcliënten
Wat behelst het onderzoek
Doel
Het samenstellen van regionale cijfers over het aantal jongeren (van 0 tot 18 jaar) dat gebruik heeft gemaakt van jeugdzorgvoorzieningen of een indicatie heeft gehad die recht geeft op deze voorzieningen. De gegevens zijn samengesteld door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in samenwerking met het bureau Cebeon. De cijfers hebben betrekking op voorzieningen die bij de decentralisatie jeugdzorg in 2015 naar gemeenten over zullen gaan en worden gefinancierd vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de provincies (inclusief de vier stadsregio’s Rotterdam, Haaglanden, Utrecht en Amsterdam). De jeugdzorgvoorzieningen die gemeenten zelf in 2010 of later al beschikbaar stellen blijven buiten beeld.
Doelpopulatie
Personen van 0 tot 18 jaar die in het verslagjaar jeugdzorgvoorzieningen, gefinancierd door de AWBZ, de Zvw of de provincies, hebben ontvangen of via een indicatie recht hebben op genoemde voorzieningen.
Statistische eenheid
Personen
Aanvang onderzoek
Voor Zvw-zorg en meldingen bij het AMK vanaf 2010. Voor JeugdzorgPlus vanaf 2012 en voor overige zorg vanaf 2011.
Frequentie
Jaarlijks
Publicatiestrategie
Cijfers over het meest recente verslagjaar komen als voorlopige cijfers in de StatLine-tabel. Tegelijkertijd worden de voorlopige cijfers van het voorgaande verslagjaar vervangen door definitieve cijfers.
Hoe wordt het uitgevoerd
Soort onderzoek
Voor dit onderzoek zijn gegevens uit verschillende registraties gecombineerd. Het gaat daarbij om de volgende registraties per financieringsbron:
1) AWBZ-gefinancierde (langdurige) zorg voor jongeren met beperkingen:
Gebruik zorg zonder verblijf voor jeugdigen met verstandelijke, lichamelijke en zintuiglijke beperkingen en jeugdigen met psychische problemen. Dit betreft zowel zorg in natura als zorg ingekocht via een persoonsgebonden budget.
Gegevensbron: verwerking door Vektis van gegevens over zorggebruikers afkomstig van zorgkantoren.
Indicatie zorg met verblijf voor jongeren met verstandelijke beperkingen en jongeren met psychische problemen. In het geval van verstandelijk beperkten betreft dit cliënten met een indicatie voor de zorgzwaartepakketten (zzp’s) voor verstandelijke gehandicapten (VG) 1 en 2, de helft van het aantal jongeren met zzp VG 3 en alle cliënten met een indicatie voor zzp’s voor licht verstandelijk gehandicapten (LVG) met uitzondering van de zzp’s voor sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapten (SGLVG) (op basis van de stand van zaken rijksbeleid mei 2013).
Gegevensbron: verwerking door SCP van gegevens over cliënten met een geldige indicatie afkomstig van Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en bureaus jeugdzorg;
2) Zvw-gefinancierde (curatieve) geestelijke gezondheidszorg voor jongeren (jeugd-ggz):
Gebruik eerstelijns zorg voor psychische problemen;
Gebruik tweedelijns zorg zonder verblijf voor jongeren met psychische problemen;
Gebruik tweedelijns zorg met verblijf voor jongeren met psychische problemen. Gegevensbron: verwerking door economisch onderzoeks- en adviesbureau APE van Zvw-gegevens afkomstig van de zorgverzekeraars (via Vektis verkregen);
3) Provinciaal-gefinancierde jeugdzorg:
a) Gebruik Jeugd en Opvoedhulp (J&O)
J&O alleen ambulant;
J&O met verblijf in accommodatie (zowel deeltijd als 24-uurs);
J&O met verblijf in pleegzorg.
Gegevensbron: verwerking met hulp van de bureaus ADD en INITI8 door Jeugdzorg Nederland (JN) van gegevens over cliënten van organisaties voor Jeugd en Opvoedhulp;
b) Gebruik hulpverlening door of via bureau jeugdzorg (bjz):
Jeugdbescherming;
Jeugdreclassering;
Geaccepteerde aanmeldingen bureau jeugdzorg;
Gegevensbron: verwerking door Jeugdzorg Nederland
(JN) van gegevens over cliënten van bureaus jeugdzorg (bjz’s).
Kinderen met een of meer meldingen bij Advies en melding kindermishandeling (AMK).
Gegevensbron: verwerking door het Verwey-Jonker instituut.
4) Gesloten jeugdzorg (JeugdzorgPlus)
Kinderen die gedurende het jaar geplaatst zijn in een JeugdzorgPlus-instelling. Dit is exclusief diegenen die in het voorafgaande jaar al in een JeugdzorgPlus-instelling zaten en dit ook (voor een deel van) het verslagjaar deden.
Gegevensbron: verwerking door Jeugdzorg Nederland van gegevens over gedurende het jaar ingestroomde cliënten in JeugdzorgPlus-instellingen vanuit het Toeleidingssysteem JeugdzorgPlus.
Vaststelling regio en gemeente
Bij de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten is de vaststelling van de gemeente van herkomst van groot belang. In de nieuwe Jeugdwet wordt er vanuit gegaan dat de gemeente van herkomst inhoudelijk en financieel verantwoordelijk is voor de zorg van hun jongeren (woonplaatsbeginsel). Dit betekent dat gemeenten ook voor de jongeren voor wie de zorgverlening in een andere gemeente plaatsvindt de kosten moeten dragen zolang het gezin, waar de jongere uit afkomstig is en vermoedelijk weer naar terugkeert, daar blijft wonen. Een uitzondering van deze regel is gemaakt voor de voogdij-maatregel. Bij kinderen onder voogdij is in het algoritme het adres waar de betrokken jeugdige werkelijk verblijft als uitgangspunt genomen.
Dit uitgangspunt in de nieuwe Jeugdwet is met de hier gebruikte gegevens niet altijd goed te realiseren. Problemen kunnen zich vooral voordoen bij vormen van ondersteuning en zorg met verblijf. Bij de gegevens die betrekking hebben op verzekerde zorg (Zvw, AWBZ) is uitgegaan van het adres, dat is opgenomen in de administratie van de zorgverzekeraar. In hoeverre dit in alle gevallen correspondeert met het woonplaatsbeginsel zoals dat zal gelden voor de nieuwe Jeugdwet is niet goed vast te stellen. Bij de provinciale jeugdzorg en de jeugdzorgplus is waar mogelijk uitgegaan van het adres van de gezagdragende ouder(s) van het kind. Dit adres is voor alle jongeren in zorg, dus ook voor jongeren in instellingen voor jeugd en opvoedhulp, volgens een vast algoritme opgespoord in de administratie van het bureau jeugdzorg waar de betrokkene zich het laatst heeft aangemeld. Bij het algoritme is uiteraard in eerste instantie uitgegaan van het woonadres van de ouders van het betreffende kind op 1 januari 2011. Maar niet in alle gevallen kon het adres van herkomst van de ouders worden gebruikt, met name bij jongeren die al langdurig in een instelling verblijven. Hoewel het in verhouding om geringe aantallen gaat, betreft dit vaak wel cliënten waarmee relatief hoge uitgaven zijn gemoeid. Bij de jeugd-ggz gaat het vermoedelijk om zeer kleine aantallen omdat het vooral kortdurende zorg zonder verblijf betreft. Bij de jongeren met beperkingen gaat het om minder dan 5 procent van alle cliënten en minder dan 15 procent van alle cliënten met verblijf en met een verstandelijke beperking. Bij de jeugd- en opvoedhulp gaat het om minder dan 3 procent van alle cliënten en minder dan 7 procent van alle intramurale cliënten. Bij de gesloten jeugdzorg zijn er weinig verschillen in gebruik tussen gemeenten met een instelling en gemeenten zonder een instelling voor gesloten jeugdzorg.
Doordat informatie over cliënten in JeugdzorgPlus-instellingen verzameld was voordat helderheid kwam over de bepaling van het herkomstadres, is voor deze cliënten uitgegaan van het adres van de ouders (88 procent). Bij een onbekend aantal voogdijkinderen die gesloten jeugdzorg ontvangen is dit onjuist, omdat eigenlijk het eigen adres van de jeugdige gebruikt had moeten zijn. Bij 6 procent van de JeugdzorgPlussers is het adres onbekend en bij eveneens 6 procent moesten concessies worden gedaan aan het woonplaatsbeginsel. Bij kinderen onder voogdij is in het algoritme de statutaire vestigingsplaats van de voogd als uitgangspunt genomen. Bij de informatie over Provinciale jeugdzorg zijn de kinderen van wie het adres in de registratiegegevens onbekend was herverdeeld naar alle gemeenten, naar rato van het aantal kinderen in elke gemeente. Het gaat om 1 500 kinderen.
Waarnemingsmethode
SCP combineert gegevens uit verschillende registraties per financieringsbron. Bij ‘Soort onderzoek’ staat vermeld hoe de gegevens verzameld worden per registratie. Bestanden met regionale cijfers over het aantal jeugdzorgcliënten worden door SCP elektronisch aan het CBS geleverd.
De cijfers naar regio’s (gemeenten, provincies en landsdelen) zijn gebaseerd op het woonadres van de gezagsdragende ouder(s) van de jongeren in zorg.
Berichtgevers
Per financieringsbron en registratie worden de volgende berichtgevers gehanteerd:
1) AWBZ-gefinancierde (langdurige) zorg voor jongeren met beperkingen:
Gebruik zorg zonder verblijf voor jongeren met verstandelijke, lichamelijke en zintuiglijke beperkingen en jongeren met psychische problemen: zorgkantoren;
Indicatie zorg met verblijf voor jongeren met verstandelijke beperkingen en jongeren met psychische problemen: CIZ en bureaus jeugdzorg.
2) Zvw-gefinancierde (curatieve) geestelijke gezondheidszorg voor jongeren (jeugd-ggz): zorgverzekeraars.
3) Provinciaal gefinancierde jeugdzorg:
a) Gebruik Jeugd en Opvoedhulp (J&O): organisaties voor Jeugd en Opvoedhulp;
b) Gebruik hulpverlening door of via bureau jeugdzorg: bureaus jeugdzorg.
Controle- en correctiemethoden
SCP is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de cijfers. Regionale cijfers over het aantal jeugdzorgcliënten zijn door het SCP beoordeeld op volledigheid, plausibiliteit en consistentie.
Wat is de kwaliteit van de uitkomsten
Nauwkeurigheid
Het betreft een integrale registratie. De nauwkeurigheid van de statistiek is afhankelijk van de nauwkeurigheid van de onderliggende registraties.
Toepassing van het woonplaatsbeginsel is niet altijd goed doorgevoerd in de onderliggende registraties bij het vaststellen van het herkomstadres van de jongeren in zorg. Zie verder bij ‘Soort onderzoek’.
Volgtijdelijke vergelijkbaarheid
Voorlopig zijn per jeugdzorgvoorziening cijfers gepubliceerd voor één verslagjaar. Indien gepubliceerd wordt voor meerdere verslagjaren vindt de opzet van de statistiek op vergelijkbare wijze plaats.