Integrale Veiligheidsmonitor (IVM)

Doel

Samenstellen van actuele en vergelijkbare gegevens ten behoeve van landelijke, regionale en lokale (semi-) overheden over de ontwikkeling van de sociale veiligheid in Nederland, waaronder de leefbaarheid van de woonbuurt, slachtofferschap, onveiligheidsgevoelens en preventiegedrag in verband met criminaliteit, en het oordeel van de bevolking over de politie op het gebied van veiligheid.

Doelpopulatie

Personen van 15 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland.

Statistische eenheid

Personen, huishoudens; delicten.

Aanvang onderzoek

De IVM wordt jaarlijks uitgevoerd en vormt de voortzetting van de in de periode 2005-2008 uitgevoerde Veiligheidsmonitor Rijk (VMR). De IVM is voor het eerst uitgevoerd in najaar van 2008.
Opdrachtgevers zijn de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) en Veiligheid en Justitie en het CBS. De door de opdrachtgevers ingestelde Raad voor de Veiligheidsmonitor, waarin naast de opdrachtgevers ook politie- en gemeentelijke organisaties zijn vertegenwoordigd, houdt toezicht op de uitvoering. Het landelijke deel van het onderzoek wordt uitgevoerd door het CBS. Daarnaast zorgt het CBS voor de lokale steekproeven, voor de centrale opslag van de microdata en voor de harmonisatie en weging van de onderzoeksgegevens. Het door de ministeries van Veiligheid en Justitie opgerichte bureau Veiligheidsmonitor (bVm) zorgt voor de coördinatie en methodologische begeleiding van de onderzoeksbureaus die bij de lokale uitvoering betrokken zijn. De jaarlijkse deelname van gemeenten, al dan niet in (politie)regionaal verband, laat een wisselend beeld zien. Zo doen in de oneven jaren meer dan de helft van alle gemeenten mee, terwijl dit in de even jaren maar enkele tientallen betreft.

Frequentie

Jaarlijks.

Publicatiestrategie

Onveiligheidsgevoelens: definitieve cijfers.
Slachtofferschap: voorlopige cijfers.

Soort onderzoek

Personensteekproef. De data worden verzameld in de periode medio september - december.

Waarnemingsmethode

De IVM kent een modulair opgebouwde en gecoördineerde vragenlijst met verplichte en facultatieve vragenblokken, waaronder eventuele ‘vrije’ lokale vragen. Het CBS neemt zowel de verplichte als de facultatieve vragenblokken mee; lokale deelnemers zijn alleen gehouden aan de verplichte vragenblokken.
Bij de uitvoering worden vier verschillende waarnemingsmethoden gebruikt. Aan steekproefpersonen wordt eerst gevraagd om een vragenlijst in te vullen via internet (Computer Assisted Web Interviewing; CAWI). Degenen die dit niet kunnen of willen, kunnen een schriftelijke vragenlijst aanvragen (Paper Assisted Personal Interviewing; PAPI). Personen die niet van deze beide mogelijkheden gebruik maken worden daarna bij een bekend telefoonnummer telefonisch (Computer Assisted Telephone Interviewing; CATI) of anders face-to-face (Computer Assisted Personal Interviewing; CAPI) benaderd. Voor de landelijke uitvoering worden alle vier waarnemingsmethoden toegepast, lokaal vooral CAWI, PAPI en CATI. Op lokaal niveau is CAPI niet verplicht.

Berichtgevers

Personen van 15 jaar of ouder in particuliere huishoudens.

Steekproefomvang

Beoogde steekproefomvang op landelijk niveau: in 2008 ten minste 670 respondenten netto per politieregio (ofwel landelijk minimaal 16 750 respondenten in 25 politieregio’s). Hiervoor werden in totaal ruim 28 000 steekproefpersonen uitgezet. Daarnaast werden op lokaal niveau (politieregio’s, gemeenten, wijken) in totaal ruim 155 000 mensen benaderd. In totaal deden ruim 62 000 respondenten mee aan het onderzoek, waarvan bijna 17 000 op landelijk (en politieregionaal) niveau en bijna 46 000 lokaal. Dit komt overeen met een totale respons van 40 procent (landelijk/regionaal: 60 procent, lokaal 36 procent).

Controle- en correctiemethoden

De voor steekproefonderzoek gebruikelijke plausibiliteitscontrole op interne consistentie en volledigheid wordt jaarlijks uitgevoerd. Dit gebeurt ook voor de lokale data.

Weging

Voor verschillen tussen de samenstelling van de steekproef en de totale bevolking wordt voor de IVM een correctie toegepast door middel van een wegingsfactor, gebaseerd op de kenmerken leeftijd, geslacht, land van herkomst, omvang van het huishouden, provincie, grote steden, politieregio, stedelijkheid van de woongemeente, oversampling (per politieregio) en - binnen oversamplede primaire eenheden (zoals gemeenten) de verdeling in specifieke wijken. 

De gewichten zijn bepaald op persoonsniveau. Voor huishoudgewichten worden deze gewichten gedeeld door het aantal personen van 15 jaar en ouder in het huishouden van de respondent.

Nauwkeurigheid

Omdat de enquête een steekproef betreft, zijn de cijfers onderhevig aan toevalsfluctuaties. Daarom is in de tabellen de 95%-betrouwbaarheidsmarge bij een bepaalde waarde (zoals een gemiddelde of percentage) opgenomen. 

Indien het aantal steekproefpersonen voor een bepaalde indelingscategorie kleiner is dan 50 worden in de StatLine-tabellen geen resultaten gepresenteerd vanwege te grote marges.

Volgtijdelijke vergelijkbaarheid

De onderzoeksopzet voor de IVM is gewijzigd ten opzichte van eerdere onderzoeken zoals de VMR. Cijfers uit eerdere afzonderlijke onderzoeken zijn dan ook niet rechtstreeks vergelijkbaar met IVM-gegevens.