Jonge mannen vaker economisch zelfstandig dan jonge vrouwen
Werkende jonge mannen van 15 tot 27 jaar die niet meer op school zitten hebben vaker dan jonge vrouwen een inkomen van minimaal 900 euro per maand (bijstandsniveau 2013). Met dit inkomen zijn ze economisch zelfstandig. Dat jonge mannen vaker economische zelfstandig zijn dan jonge vrouwen komt doordat ze meer uren per week werken. Van alle ruim 640 duizend niet-onderwijsvolgende werkende jongeren is 71 procent economisch zelfstandig.
Verschil tussen mannen en vrouwen kleiner geworden
Jonge mannen van 15 tot 27 jaar met betaald werk die niet meer op school zitten waren in 2013 vaker economisch zelfstandig (73 procent) dan jonge vrouwen (69 procent). Sinds 2008 is het verschil niet eerder zo klein geweest.
Dat jonge mannen vaker economisch zelfstandig zijn dan jonge vrouwen komt vooral doordat jonge mannen beduidend vaker een voltijdbaan van minimaal 35 uur per week hadden.
Bij een voltijdbaan zijn bijna negen op de tien jongeren economisch zelfstandig. Bij een deeltijdbaan neemt de economische zelfstandigheid snel af naarmate de wekelijkse arbeidsuur lager is. Van de jongeren met een baan onder de 20 uur per week zijn iets minder dan twee op de tien economisch zelfstandig.
Hoogopgeleide jongeren vaakst economisch zelfstandig
Hoogopgeleide jongeren met betaald werk die niet meer op school zitten, zijn vaker economisch zelfstandig dan laagopgeleide jongeren. Onder laagopgeleiden waren bijna zes op de tien economisch zelfstandig, bij hoogopgeleiden ruim acht op de tien. Bij jongeren met een middelbaar onderwijsniveau waren bijna zeven op de tien economisch zelfstandig.
Onder hoogopgeleide jongeren verschilt het aandeel dat economisch zelfstandig was nauwelijks tussen mannen en vrouwen. Bij de lagere onderwijsniveaus was het aandeel dat economisch zelfstandig was bij jonge vrouwen lager.
Klein deel scholieren en studenten economisch zelfstandig
Van de scholieren en studenten met betaald werk was 16 procent economisch zelfstandig. Bij mannen lag dit percentage iets hoger dan bij vrouwen. Werkende scholieren en studenten hadden vaak een kleine baan. Bijna driekwart werkte in een baan van minder dan 20 uur per week.