Enquête beroepsbevolking (EBB)

Doel

Verstrekken van informatie over de relatie tussen mens en arbeidsmarkt. Hierbij worden kenmerken van personen in verband gebracht met hun huidige dan wel toekomstige positie op de arbeidsmarkt.

Doelpopulatie

Personen van 15 jaar en ouder in Nederland, met uitzondering van personen in inrichtingen, instellingen en tehuizen (institutionele bevolking).

Statistische eenheid

Personen en huishoudens.

Aanvang onderzoek

De Enquête Beroepsbevolking wordt sinds 1987 uitgevoerd.

Frequentie

Er wordt jaarlijks gepubliceerd over een groot aantal arbeidsmarktvariabelen. Daarnaast zijn er driemaandsgemiddelden beschikbaar van de werkloze en werkzame beroepsbevolking.

Publicatiestrategie

De driemaandscijfers worden maandelijks als voorlopig cijfer gepubliceerd en aan het einde van het statistiekjaar definitief gemaakt. Van de jaarcijfers worden uitsluitend definitieve cijfers gepubliceerd.

Soort onderzoek

Steekproefonderzoek.

Waarnemingsmethode

De Enquête Beroepsbevolking (EBB) is een zogenaamd roterend panelonderzoek. De respondenten worden éénmaal thuis bezocht door een interviewer van het CBS (Computer Assisted Personal Interviewing, CAPI). Daarna worden ze nog viermaal telefonisch herbenaderd (Computer Assisted Telephone Interviewing, CATI).
Het eerste interview duurt ongeveer een half uur per huishouden. De vervolginterviews zijn binnen enkele minuten afgehandeld. Dit roterend paneldesign is ingevoerd in het vierde kwartaal van 1999. De volledige vragenlijst van de EBB is elektronisch beschikbaar.

Berichtgevers

Per huishouden worden maximaal acht personen van 15 jaar en ouder geïnterviewd.

Steekproefomvang

In 2005 zijn 77,5 duizend adressen uitgezet.

Controle- en correctiemethoden

De gegevens van een respondent worden gecontroleerd op interne consistentie. Door de wegingsmethode wordt gecorrigeerd voor onder- en oververtegenwoordiging van bepaalde groepen in de respons.

Weging

Het ophogen van de waarnemingen vindt plaats in twee stappen. In de eerste stap worden aan de waarnemingen startgewichten toegekend. Deze startgewichten zijn zo berekend dat ze corrigeren voor ongelijke trekkingskansen die voortkomen uit de gehanteerde steekproeftrekking. In de tweede stap worden definitieve ophoogfactoren bepaald. Met deze stap wordt de vertekening ten gevolge van non-respons gereduceerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van gegevens over geslacht, leeftijd, herkomstgroepering, woongemeente en enkele andere regionale indelingen. In 2008 is een nieuwe weegmethode ontwikkeld, zie ook Nieuwe weegmethode voor de Enquête Beroepsbevolking.

Nauwkeurigheid

De uitkomsten van de EBB hebben de uitkomsten een onnauwkeurigheidsmarge. Omdat het steekproefdesign vrij complex is, is het schatten van de 95%-betrouwbaarheidsmarges niet eenvoudig. Een tabel met geschatte marges voor opgehoogde aantallen is opgenomen in de uitgebreide methodebeschrijving EBB.

Vanwege de grote relatieve onnauwkeurigheid worden gegevens beneden een bepaalde waarde niet gepubliceerd. Deze aantallen zijn in de staten en tabellen vervangen door een punt (.). De ondergrens is in principe vastgesteld op afgerond 30 duizend in de totaalkolom. Onderverdelingen van groepen van 30 duizend personen of meer worden weergegeven.

Volgtijdelijke vergelijkbaarheid

De meeste tabellen op StatLine bevatten cijfers vanaf 1996. In een aantal gevallen is het pas vanaf 2000 mogelijk onderling vergelijkbare cijfers te maken. Voor een beperkt aantal arbeidsmarktgegevens zijn volgtijdelijk vergelijkbare EBB-reeksen beschikbaar die in 1988 aanvangen.

Kwaliteitsstrategie

Tijdens het interview worden de antwoorden in de computer ingevoerd; daarbij kunnen inconsistente antwoorden direct gesignaleerd worden. Bij proxi-beantwoording (als een lid van het huishouden de vragen beantwoord die op een ander lid betrekking hebben) wordt nagegaan of deze persoon voldoende informatie heeft om de vragen te beantwoorden.