70 duizend jongeren zonder startkwalificatie hebben geen werk
Van de 181 duizend jongeren van 15 tot 27 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs hebben verlaten, hadden 70 duizend geen werk in 2019. Dat zijn er relatief veel vergeleken met de jongeren die wel een startkwalificatie hebben. Een veel voorkomende reden om niet te werken is een ziekte of beperking. Als ze werk hebben, is dat vaker op een lager beroepsniveau dan werkende leeftijdsgenoten met een startkwalificatie. Van de 625 duizend jongeren die geen onderwijs volgen, maar wel een startkwalificatie hebben, hebben 66 duizend geen werk. Dat meldt het CBS in de Jeugdmonitor.
Bijna 32 duizend niet-werkende en niet-onderwijsvolgende 15- tot 27-jarigen zonder startkwalificatie willen wel werken, maar kunnen geen werk vinden. Bijna 39 duizend van de 70 duizend jongeren die zonder startkwalificatie het onderwijs hebben verlaten en geen werk hebben, geven aan dat ze niet willen of kunnen werken. Bij 23 duizend van hen is dat omdat ze ziek zijn of een beperking hebben.
Doordat relatief veel jonge niet-onderwijsvolgenden zonder startkwalificatie geen werk kunnen vinden of niet kunnen of willen werken, is de nettoarbeidsparticipatie onder deze groep lager dan onder niet-onderwijsvolgende jongeren met een startkwalificatie. In 2019 ging om respectievelijk 61,1 procent en 89,5 procent.
Relatief laag beroepsniveau onder jongeren zonder startkwalificatie
Niet alleen is de nettoarbeidsparticipatie onder jongeren zonder startkwalificatie die geen onderwijs volgen relatief laag, zij werken ook vaker op een lager beroepsniveau dan de jongeren die geen onderwijs volgen, maar wel een startkwalificatie hebben. Van de jonge mannen en vrouwen die het onderwijs zonder startkwalificatie hebben verlaten, werkte in 2019 respectievelijk 91 en 87 procent op de lagere beroepsniveaus 1 en 2. Dan gaat het bijvoorbeeld om laders, lossers en vakkenvullers, verkoopmedewerkers in de detailhandel en om kelners en barpersoneel.
Van de mannen met een startkwalificatie werkt 58 procent op de beroepsniveaus 1 en 2. Van de vrouwen met een startkwalificatie werkt juist meer dan de helft op de hogere beroepsniveaus 3 en 4 (54 procent). Het gaat hier om een grote verscheidenheid aan beroepen, zoals sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders, adviseurs marketing, pr en sales, gespecialiseerd verpleegkundigen en leerkrachten basisonderwijs.