428 duizend jongeren in jeugdzorg
Van alle jongeren tot 23 jaar in Nederland kregen 428 duizend jeugdzorg in 2018. Dat is bijna 1 op de 10 jongeren. Vooral jongeren uit gemeenten in Limburg en het noordoosten van ons land krijgen vaak jeugdzorg. Dit blijkt uit voorlopige cijfers van het CBS.
Het aantal jongeren dat jeugdzorg krijgt, stijgt vanaf 2015. In dat jaar kregen 380 duizend jongeren tot 23 jaar jeugdzorg. Vorig jaar, in 2017, waren het er bijna 420 duizend, inmiddels zijn het er 428 duizend (2018).
Directe zorg
Jeugdzorg, het geheel van jeugdhulp, jeugdbescherming, en jeugdreclassering, is bedoeld voor jongeren tot 18 jaar en kan verlengd worden tot 23 jaar. Ruim 15 duizend jongeren met jeugdzorg waren 18 jaar of ouder.
De verantwoordelijkheid voor jeugdzorg is in handen van de gemeente. Wanneer de gemeente de zorg direct aan de zorgverlener vergoedt, is sprake van zorg in natura. Het is ook mogelijk dat de jeugdhulp wordt ingekocht met een persoonsgebonden budget (pgb). In 2018 maakten ruim 20 duizend jongeren gebruik van een pgb voor jeugdhulp, 14 duizend van hen ontvingen tevens jeugdhulp in natura.
Nederland telde op 1 januari 2018 bijna 3,4 miljoen jongeren van 0 tot 18 jaar. Van hen ontvingen 409 duizend jongeren jeugdhulp in natura. Dat is bijna een op de acht jongeren.
Tussen gemeenten bestaan grote verschillen in jeugdhulpgebruik. In gemeenten in het noordoosten van Nederland en het midden van Limburg kreeg meer dan 12,5 procent van de jongeren jeugdhulp. In tien gemeenten was dit percentage lager dan 7.
Reclassering in de steden
In 2018 kregen 40 duizend jongeren van 0 tot 18 jaar jeugdbescherming. Ook hier wordt relatief veel zorg geboden aan jongeren in Limburg en het noordoosten van Nederland.
9 duizend jongeren van 12 tot 23 jaar kregen jeugdreclassering. In de meeste gemeenten gaat het hierbij om slechts enkele jongeren. Op het niveau van de jeugdregio, waar gemeenten samenwerken op het gebied van jeugdzorg, blijkt dat vooral in de regio’s rond de vier grote steden relatief veel jongeren door jeugdreclassering worden begeleid.
Het CBS heeft geen zicht op de mogelijke oorzaken van deze verschillen in jeugdzorggebruik. Sociale, economische en politieke omstandigheden kunnen hieraan ten grondslag liggen.
De cijfers in dit bericht zijn voorlopig. In voorgaande jaren waren de voorlopige resultaten 1 à 2 procent lager dan de definitieve resultaten.