Meisjes vaker dan jongens last van online stalken of laster

Veiligheid en justitie | 10-01-2020 10:01

5,3 procent van de 12- tot 25-jarige internetgebruikers is in 2018 naar eigen zeggen wel eens online gepest, gestalkt of bedreigd. Dat zijn ruim 140 duizend jongeren. Meisjes hadden hier bijna twee keer zo vaak mee te maken als jongens (7,1 procent tegen 3,6 procent). Dat meldt het CBS op basis van het onderzoek Digitale Veiligheid & Criminaliteit.

Aan dit onderzoek uit het najaar van 2018 deden ruim 38 duizend personen mee. Een van de vragenblokken ging over interpersoonlijke incidenten. Internetgebruikers is gevraagd of ze de afgelopen twaalf maanden wel eens last hebben gehad van laster (online roddels, getreiter, pesten), stalking (herhaaldelijk lastigvallen) of bedreiging.

Vooral laster

Online laster kwam met 3,9 procent het vaakst voor. 1,9 procent van de jongeren kreeg naar eigen zeggen te maken met online stalking en 1,0 procent met bedreiging met geweld. Meisjes kregen vaker te maken met online stalking en laster. Bedreiging met geweld kwam bij jongens en meisjes even vaak voor. In de jongste groep (12 tot 18 jaar) komen online incidenten met 6,4 procent vaker voor dan bij jongeren van 18 tot 25 jaar, waarvan 4,4 procent hier last van had.

3 procent meisjes slachtoffer seksueel getinte incidenten

Van de jongeren kreeg 1,6 procent te maken met een seksueel getint incident en 4,0 procent met een niet seksueel getint incident. Seksueel getinte incidenten kwamen aanzienlijk vaker voor bij meisjes (2,8 procent) dan bij jongens (0,5 procent).

Homo- of biseksuele jongeren vaker last

Van de homo- of biseksuele jongeren kreeg 11,4 procent in 2018 te maken met online incidenten. Dat is ruim twee keer zo vaak als heteroseksuele jongeren. Met name seksueel getinte incidenten werden door homo- of biseksuele jongeren (5,3 procent) vaker gerapporteerd dan door heteroseksuele jongeren (1,6 procent).

Meestal geen melding of aangifte

Van de jongeren die te maken kregen met online incidenten voelde 43,4 procent na het laatste incident de emotionele gevolgen. Zij dachten er regelmatig aan terug, sliepen er slecht van of waren er erg boos over. Desondanks gaf bijna de helft van de slachtoffers (48,9 procent) aan dat ze het incident weliswaar als verkeerd zagen, maar niet als een misdrijf. 11,3 procent omschreef het incident als toeval en 7,5 procent gaf zichzelf de schuld van het incident. Een kleine groep van 4,1 procent vond het incident wel een misdrijf. 

Van de jongeren meldde 8,0 procent het incident bij de politie of een ander instantie en 36,7 procent vertelde over het incident aan familie, vrienden of een leerkracht. 4,8 procent deed uiteindelijk aangifte bij de politie.

De cijfers in dit nieuwsbericht zijn afkomstig uit het (pilot)onderzoek Digitale Veiligheid & Criminaliteit 2018. Dit onderzoek heeft het CBS in samenwerking met de politie uitgevoerd. Hierbij zijn bestaande vraagstellingen zoals die in de reguliere Veiligheidsmonitor zijn opgenomen, uitgebreid en verbeterd. De uitkomsten van het pilotonderzoek zoals beschreven in dit nieuwsbericht verschillen zowel inhoudelijk als methodologisch van de uitkomsten uit de Veiligheidsmonitor. Daardoor kunnen de al bestaande cijfers over cybercrime uit de Veiligheidsmonitor,  welke voor jongeren ook zijn opgenomen in Jeugdmonitor StatLine, niet worden vergeleken met de cijfers uit dit nieuwsbericht. Meer informatie over het onderzoek Digitale Veiligheid & Criminaliteit (en de verschillen met de Veiligheidsmonitor) is te vinden op de website van het CBS.