Kinderopvang

Wat behelst het onderzoek

Doel

In dit onderzoek wordt het gebruik van kinderopvang zoals genoemd in de Wet Kinderopvang (WKO) in kaart gebracht voor alle gemeenten in Nederland. Het gaat om het aantal kinderen en kinderopvanguren in de dagopvang en de buitenschoolse opvang door kindercentra of bij gastouders.

Doelpopulatie

De populatie bestaat uit alle kinderen in Nederland voor wie kinderopvangtoeslag is uitgekeerd in het kader van de Wet Kinderopvang (WKO).

Statistische eenheid

Personen

Aanvang onderzoek

Het onderzoek wordt vanaf 2007 uitgevoerd.

Frequentie

Jaarlijks

Hoe wordt het uitgevoerd

Soort onderzoek

Integrale waarneming 

Verslagperiode

Jaarlijks 

Publicatiestrategie

De data worden doorgaans eerst als voorlopige resultaten gepubliceerd, vervolgens als nader voorlopige en uiteindelijk als definitieve. Zodra er actuelere data beschikbaar komen, worden de resultaten in deze volgorde gepubliceerd. 

Waarnemingsmethode

De gegevens over de uitgekeerde toeslagen kinderopvang zijn afkomstig van de Belastingdienst. Dit bestand bevat per toeslagontvanger informatie over het gebruik van formele kinderopvang. Het betreft hier uitsluitend de opvang door kindercentra of bij erkende gastouders. De regionale gegevens zijn gebaseerd op de woonplaats van de toeslagontvangers, niet op de gemeente waar de kinderopvang plaatsvond.

De hoogte van de toeslag die ouders ontvangen hangt af van de opvangkosten en hun inkomen in dat jaar. De toeslag wordt doorgaans aangevraagd door één ouder per gezin. De Belastingdienst kan de uitgekeerde toeslag in latere jaren nog bijstellen, bijvoorbeeld vanwege de definitieve vaststelling van het inkomen. Hiervoor zijn de cijfers gecorrigeerd.

De Wet Kinderopvang gaat uit van financiering van formele kinderopvang door ouders, werkgevers en de overheid. Uitgangspunt van de wet is dat de werkgevers van beide partners samen een derde deel van de kosten vergoeden. Vanaf 1 januari 2007 betalen werkgevers verplicht mee aan de kosten van kinderopvang. Deze bijdrage is onafhankelijk van het inkomen. Daarnaast kunnen ouders een inkomensafhankelijke bijdrage van de overheid ontvangen. Zowel de werkgeversbijdrage als de overheidsbijdrage worden door de Belastingdienst via de kinderopvangtoeslag uitgekeerd. Voorwaarde hierbij is dat zowel de aanvrager als de eventuele toeslagpartner allebei werken, een opleiding volgen of aan een inburgerings- of re-integratietraject meedoen. Ouders die een inburgerings- of re-integratietraject volgen ontvangen het ontbrekende werkgeversdeel van de gemeente of het UWV.

Het bestand van de Belastingdienst is verrijkt met de woonplaats- en buurtgegevens van de aanvrager. Deze gegevens zijn ontleend aan de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA): een geautomatiseerd persoonsregistratiesysteem van de gemeenten en in werking sinds 1 oktober 1994. In dit systeem staan alle inwoners van een gemeente geregistreerd. 

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten

Volgtijdelijke vergelijkbaarheid

Vanaf 2007 wordt een volgtijdelijk vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd.

Een belangrijke wijziging in 2012 is de beperking van het aantal uren waarvoor kinderopvangtoeslag wordt uitgekeerd. Dit aantal is afhankelijk van het aantal werkzame uren van de minst werkende ouder. Bij dagopvang voor niet schoolgaande kinderen hebben ouders recht op toeslag voor 140 procent van deze uren. Voor schoolgaande kinderen kunnen ouders maximaal 70 procent van dit aantal uren declareren. Bovendien is in 2012 een maximum gesteld aan het totaal aantal te declareren opvanguren per kind, namelijk 230 uur per maand voor alle opvangsoorten samen. Ouders met een (gezamenlijk) verzamelinkomen vanaf €118 189 ontvingen in 2013 geen toeslag voor de opvang van het eerste kind. Dit is het kind met de hoogste opvangkosten.